Ritueel laboratorium
Ooit gehoord van een uitvaartlab? In maart en april organiseer ik samen met de Funeraire Academie drie van deze uitvaartlabs op verschillende plekken in het land. Experimenteren met een uitvaart of met andere rituelen, kan dat eigenlijk wel?
Uitvaartlab
In het Uitvaartlab taat één uitvaart centraal. Dit is een fictieve uitvaart, maar het script – geschreven door een ritueelbegeleider – zou zo maar het script kunnen zijn van een échte uitvaart. De uitvaart vindt plaats in een crematorium of uitvaartcentrum, er staat een kist in de aula en de overledene heeft een naam. De kist is weliswaar leeg en de naam is fictief, maar het geheel lijkt echt. De uitvaart is in zekere zin een ‘spel’, maar wel een serieus spel. Deze uitvaart wordt namelijk bijgewoond door professionals die betrokken zijn bij uitvaarten: ritueelbegeleiders, sprekers bij uitvaarten, voorgangers, uitvaartverzorgers, aulapersoneel en andere professionals uit de uitvaartbranche. Daarnaast zijn er ook andere deelnemers die het gewoon leuk vinden om deel te nemen aan een uitvaartlab. Samen wonen ze de uitvaart bij, zoals nabestaanden normaalgesproken in de aula een uitvaart bijwonen. Dit is een unieke setting, want hoe vaak maken die verschillende uitvaartprofessionals nou dezelfde uitvaart mee? Na afloop van de uitvaart volgen verschillende reflectierondes, op individueel, groeps- en plenair niveau. Wat ging goed, wat ging minder goed? Hoe reflecteren de verschillende uitvaartprofessionals op diverse onderdelen van het uitvaartritueel, en wat kunnen we leren van elkaars expertise? En bovendien: waarom voeren we de uitvaart, of onderdelen daarvan, uit zoals we dat doen? In het uitvaartlab kijken we kritisch naar een uitvaartritueel, experimenteren we met sommige onderdelen van een uitvaart, leren we meer van het ‘hoe’ en ‘waarom’ van uitvaartrituelen en leren we van elkaars expertise.
Handdruk
Op deze manier experimenteren met rituelen doen we maar weinig: je wilt een ritueel immers niet verpesten. Neem het voorbeeld van de handdruk bij een condoleance. Onder normale omstandigheden zouden maar weinigen deze handdruk hebben overgeslagen. De handdruk is een belangrijk onderdeel van het condoleren: je geeft iemand een hand en zegt bijvoorbeeld “gecondoleerd” of “heel veel sterkte”. Het ontbreken van die handdruk zou kunnen worden gezien als een gebrek aan respect of als een signaal dat iemand ‘niet weet hoe het hoort’. Gedwongen door de coronamaatregelen probeerden we de handdruk te vervangen door een andere handeling: een hand op het hart, een kleine buiging of een namasté-gebaar. We merkten, bewust of onbewust, dat die nieuwe handelingen niet hetzelfde waren als die oude, vertrouwde handdruk: het voelde onwennig of zelfs ongemakkelijk en bevreemdend.
Rituele stabiliteit en dynamiek
Rituelen laten zich niet zomaar aanpassen. Rituelen zijn ingebed in een culturele context en zijn daarnaast bijvoorbeeld plaats- of tijdgebonden. Denk bijvoorbeeld aan het vlaggenritueel op 4 en 5 mei en aan een bermmonument op de plek van een ongeval. De rituelen geven vorm aan bijvoorbeeld het herdenken van slachtoffers. Ze stellen ons in staat om op zowel individueel als collectief niveau de slachtoffers te herdenken. Rituelen hebben een zekere stabiliteit. Mede daardoor herkennen we een ritueel als zodanig, en kunnen we eenvoudig deelnemen aan rituelen. In het ritueel laten we aan onszelf en anderen zien wie we zijn. Rituelen zijn als het ware een techniek om uitdrukking te geven aan onze identiteit. Wijzigt een ritueel te veel, zoals de handdruk bij het condoleren, dan verliezen we een stukje van die herkenning, en dus ook een stukje van de mogelijkheid om uitdrukking te geven aan de identiteit.
De stabiliteit van een ritueel ligt niet alleen in een ritueel script, maar vooral in de zorgvuldige wijze waarop rituelen worden uitgevoerd. Het gaat niet alleen om de juiste woorden, objecten en handelingen, maar ook om de wijze waarop deze worden uitgevoerd. Het gaat om de performance (zie ook de blog die Marcel Barnard schreef over ritueel, technologie en rituele technieken). Bij een condoleance steken we niet ongeïnteresseerd onze hand uit en mompelen ‘gecondoleerd’ terwijl we een andere kant op kijken. Integendeel, we zijn zorgvuldig in de wijze waarop we spreken en handelen.
Dat rituelen een zekere mate van stabiliteit hebben, wil overigens niet zeggen dat rituelen statisch zijn. Rituele dynamiek is niet alleen zichtbaar in veranderingen in bestaande rituelen (denk aan uitvaarten die steeds persoonlijker werden), maar ook in de komst van nieuwe rituelen (denk bijvoorbeeld aan het applaus voor de zorg).
Ritueel lab
Juist vanwege die zorgvuldigheid en de relatie met identiteit en gemeenschapsvorming, is het vaak moeilijk om kritisch te kijken naar een ritueel. Toch kan het heel verfrissend zijn om dat wél te doen. Doe dat echter niet direct na een kerkdienst, uitvaartritueel of huwelijkssluiting. Wat beter werkt, is om een soort ritueel laboratorium te bouwen, zoals het eerder genoemde uitvaartlab. In het ritueel laboratorium ga je sámen met de mensen met wie je normaal ook een ritueel uitvoert, een ritueel samenstellen en uitvoeren. Hiermee wordt een ritueel weliswaar ‘nagespeeld’, maar dit spel is wel een serieus spel: het ritueel wordt uitgevoerd zoals het in het echt ook zou worden uitgevoerd. Na het ritueel ga je er kritisch naar kijken, eerst individueel, daarna in groepjes en met alle deelnemers. Wat ging er goed? Wat kan er nou beter? In de reflectie op zo’n ritueel opent zich een dialoog over waarom een ritueel op een bepaalde manier wordt uitgevoerd. Het kan een deel van de identiteit van de gemeenschap aan het licht brengen. En natuurlijk biedt zo’n ritueel laboratorium ruimte voor experiment: wat gebeurt er als we de volgorde omdraaien, als we andere woorden gebruiken, andere muziek of misschien zelfs andere geuren? Deze vorm van ritual criticism leert je niet alleen meer over rituelen, maar ook over identiteit en gemeenschap. En omdat het een serieus spel is, leer je er niet alleen van, maar is het vaak ook hartstikke leuk!