Heb je een vraag of goed idee voor het bijbelblog?

Egypte als angstland?

4 november 2020

Het Hebreeuwse woord voor Egypte, mitsrajim, betekent ‘benauwdheid’. Egypte functioneert in de Bijbel dus als angstland. Wanneer de Bijbel over Egypte spreekt, zouden we niet moeten denken aan een land of een gebied, maar aan een concept of idee: een angstland. Egypte als het tegenover van Israël, de plek die ons gevangen houdt en waaruit we bevrijd moeten worden. Iedere dag opnieuw.

Robin ten Hoopen
Promovendus / PhD Candidate

Gescheiden zaken

Een dergelijke redenering heb ik regelmatig gehoord in kerken en teruggevonden in artikelen, preken en andere teksten. Zij spreekt aan, omdat er een verbinding wordt gelegd tussen de Bijbelse teksten en het heden. Ook is zij helder omdat zij universeel wil zijn: Egypte staat voor angstland. Zij haalt echter drie zaken door elkaar die juist gescheiden moeten worden:

  1. de mogelijke etymologie en betekenis van het woord mitsrajim,
  2. de keuze om één beeld van Egypte dominant te laten zijn en
  3. de verbinding tussen heden en verleden en tussen vertalen en vertolken.

In deze blog haal ik deze zaken uit elkaar. Het idee van Egypte als angstland is een prachtige interpretatieve duiding die past bij het beeld van Egypte als slavenhuis, als vijand en onderdrukker. Maar Egypte betekent geen angstland. Er is geen bijbeltekst die Egypte associeert met angstland en het negatieve beeld van Egypte is niet het enige beeld dat we vinden in de Bijbel. In deze blog diep ik dit kort uit. Voor verdere onderbouwing verwijs ik naar mijn artikel in Met Andere Woorden.

Wat betekent mitsrajim?

Egypte wordt in de Bijbel meestal aangeduid met de naam mitsrajim. Een enkele keer vinden we mātsor (2 Koningen 19:24; Jesaja 19:6; 37:25; Micha 7:12). Deze Hebreeuwse namen zijn niet uniek; ze komen ook voor in verwante talen. Zo duidt de oude taal Akkadisch Egypte aan als mitsir, mutsur of mutsru. In het Arabisch wordt Egypte of Cairo nog altijd aangeduid als mitsr of matsr.

Een term die lijkt op mitsrajim ontbreekt in het oud-Egyptisch. Men neemt daarom aan dat de benaming door Egyptes buurvolken is bedacht. Het Akkadische mutsur (Egypte) zou kunnen teruggaan op het woord mitsru, dat in die taal ‘grens, land, territorium, regiobetekent.

Mitsrajim is dus niet een door de Israëlieten bedacht woord om een angstland aan te duiden, maar een woord dat ze overnamen uit de omringende culturen voor een streek in de buurt van het huidige Egypte. Voor de betekenis angstland zijn er geen oude papieren! In principe is het wel mogelijk dat de Israëlieten een eigen, Hebreeuwse, verklaring voor het ontstaan (etymologie) van het woord  mitsrajim hadden, teruggaand op een woordspel. Zo’n etymologie wordt vaak aangeduid met de (problematische) term volksetymologie. Op deze optie ga ik hierna in. 

Etymologie en betekenis van plaatsnamen

Plaatsnamen zijn in de Bijbel vaak niet zomaar namen, maar bevatten een boodschap die past binnen het verhaal en daaraan bijdraagt. Deze namen worden daarbij regelmatig van een etymologie voorzien. Te denken valt aan Babel, dat in de Bijbel in verband wordt gebracht met balal, 'verwarren' (Genesis 11:9), en Betel, dat zou komen van bet-elohim, 'huis van God' (Genesis 28:17-19.) Zo’n duidelijke etymologie van mitsrajim (zoals bij Babel) komt echter nergens in de Bijbel voor. Is er wellicht een verborgen grond?

 

Hoorde men er toch angstland in?

In de Nederlandse traditie is de duiding van Egypte als angstland verbonden aan de zogenaamde Amsterdamse School en haar uitleg van het boek Exodus. Vooral Willem Barnard heeft belangrijke invloed gehad op de bekendheid van deze interpretatie, die hij in ieder geval bezigde vanaf de jaren '60.  Zo schrijft Barnard in zijn Lees deze passageWinter met Leviticus

Ja, het bestaat nog, dat "Egypte" van de bijbelverhalen, maar dan als wat het ook in die bijbelverhalen reeds is: als Faraonië, als dwingelandstaat, als het Hebreeuwse "Mitsrajim", waar het profetenoor het woord tsarar in hoorde verluiden: een land, een staat, een machtsgebied, waarin de haves de talloze have-nots vertrapten. (...) Ook voor mij geldt dat ik in "Egypte", d.w.z. in een "angstland" leef, in een dwangmaatschappij, niet onder de voet gelopen (nog), getolereerd en tot op zekere hoogte gewaardeerd zelfs, wie weet te vergelijken met de opzieners en profiteurs uit dat oer-faraonië, maar in de schaduw van de piramiden.

In deze prachtige frasen stelt Barnard een woordspel of intertekstuele associatie voor die velen heeft geïnspireerd. Barnard ontleent deze aan de rabbijnen, die inderdaad het verband leggen in bepaalde midrasjiem (boeken met Rabbijnse bijbeluitleg), maar plaatst deze vervolgens in de Schrift zelf. Het profetenoor heeft in mitsrajim het werkwoord tsarar gehoord: ‘onderdrukken’, of ‘vijandig zijn’. Zijn er teksten in de Hebreeuwse Bijbel die Barnards these kunnen bevestigen?

De bijbel zelf

Er zijn passages die Egypte een bijnaam geven, het aanduiden als slavenhuis (Exodus 20:2) of als de hoer Rahab (Jesaja 30:7 cf. 51:9). En haar koning als een tannin, een zeemonster of krokodil (Ezechiël 29:3; 32:2). Ook zijn er wel enkele passages die voor de moderne lezer misschien een associatie tussen mitsrajim en afgeleiden van het werkwoord tsarar kunnen oproepen. Deze passages leggen echter nooit zelf een direct verband tussen mitsrajim en angstland. Te denken valt aan Zacharia 10:11 dat spreekt over de jam tsarah, een smalle zee, of een zee van benauwdheid’. De context beschrijft de terugkeer van de Israëlieten uit Egypte en Assyrië. Daarvoor moeten zij door ‘een zee van benauwdheid’ trekken. Deze zee kan gelokaliseerd worden in Egypte, maar kan ook geïnterpreteerd worden als metaforische verwijzing naar het benauwde leven van de ballingen in Egypte en Assyrië. Bovendien spelen Egypte en Assyrië in deze passage dezelfde rol en is het dus niet specifiek Egypte dat als ’angstland‘ wordt weergegeven.

Concluderend: De Bijbel verbindt mitsrajim nergens met het werkwoord tsarar. Er is ook geen enkele passage waarin Egypte associatief als angstland geïdentificeerd kan worden of waar de onderdrukkende macht van Egypte gecombineerd wordt met een van de genoemde termen. Er is daarmee geen enkel bewijs te vinden voor Barnards stelling dat het profetenoor in het woord mitsrajim de term tsarar heeft gehoord.

Dat betekent natuurlijk niet dat een Israëliet uit Bijbelse tijden het woord mitsrajim nooit verbonden kan hebben met vormen van tsarar en al helemaal niet dat wij als moderne mensen die associatie niet mogen maken. Een dergelijk woordspel is echter ook te verdedigen voor de term mtsurah (‘burcht, versterking, belegeringswerk’, bijvoorbeeld 2 Kronieken 11:10-11; 14:5) of tsur (‘rots’), die we onder andere vinden in Deuteronomium 8:14-15, waar de Exodus centraal staat. Ook deze termen kunnen met wat verbeelding worden verbonden met mitsrajim. In alle gevallen gaat het hier echter om een woordspel en een voorbeeld van intertekstualiteit. Een moderne lezer verbindt het woord mitsrajim met een ander woord. De idee dat daar “bewijs” voor is in de Bijbel zelf houdt echter geen stand.

Staat mitsrajim voor angstland?

Tot slot valt er ook iets in te brengen tegen het idee dat Egypte in de Bijbel een angstland symboliseert. In de eerste plaats hebben we hierboven gezien dat Egypte bovenal een aanduiding is voor een gebied en een politieke macht, niet slechts voor een symbolische tegenmacht van Israël. Egypte staat niet gelijk aan angstland en haar inwoners zijn geen “angstlanders”.

Daarnaast wordt Egypte in de Bijbel niet op één wijze geschetst. Zeker, het negatieve beeld van Egypte als onderdrukker speelt een grote rol in de Bijbel, maar het is het niet enige beeld. In de Jozefcyclus (Genesis 37-50) is Egypte ook de graanschuur waar je gered wordt van de dood. Bij de profeten is Egypte vooral de politieke vijand waarmee je geen verbonden moet sluiten. En in Jesaja 19:18-25 wordt Egypte zelfs geschetst als JHWH’s volk en het land Egypte als de plaats waar JHWH door de Egyptenaren aanbeden zal worden. Oog hebben voor deze diversiteit voorkomt dat de context van iedere tekst uit het oog wordt verloren.

Nu zou men kunnen beweren dat de positievere duiding van Egypte in sommige teksten juist als reactie is te zien op het negatieve beeld van Egypte. Dat is dan een interpretatieve keuze die verdedigd moet worden en bovendien één die niet altijd opgaat. In sommige teksten speelt het Egypte van de Exodus geen rol.

Wie het geassocieerde angstland de exegese van mitsrajim laat bepalen, loopt het gevaar de specifieke context van een tekst niet serieus te nemen en het negatieve beeld van Egypte tot universele visie te verheffen. Hier moet ik als exegeet protesteren. Zeker niet om de prediker of de dichter de mond te snoeren, maar wel om vertalen en vertolken te scheiden en de lezer en hoorder dat onderscheid te laten zien.

Kortom, Egypte is of betekent geen angstland en er is geen tekst die mitsrajim expliciet associeert met benauwenis. Ook functioneert Egypte in de Bijbel niet altijd als het slavenhuis en het daarmee geassocieerde angstland. De duiding van Egypte als angstland kan zeker waardevol zijn. Maar laat het een speelse duiding zijn die heden en verleden verbindt, geen identificatie die altijd en overal past en haar grond heeft in taal of een expliciete tekst. 

Na het plaatsen van de blog van Robin ten Hoopen (hierboven) heeft de redactie Ad van Nieuwpoort gevraagd een reactie te schrijven. Hij schreef deze samen met Mirjam Elbers (zie hieronder).

Reactie Ad van Nieuwpoort en Mirjam Elbers

In het Nederlandse liedje Witte zwanen, zwarte zwanen komt de regel voor: ‘Wie gaat er mee naar Engeland varen? Engeland is gesloten, de sleutel is gebroken…’. Wie het hoort denkt daarbij natuurlijk gewoon aan Engeland, het land aan de overzijde van de Noordzee. En terecht. Historici hebben in het liedje wel verwijzingen gezien naar de ondergang van de Spaanse Armada of andere historische gebeurtenissen zoals de Franse verovering van Calais (1558). Andere geleerden verbinden het volksliedje met het bijgeloof dat elfen door sleutelgaten kwamen, en weer anderen meenden er een lied in te horen over het land van engelen (het hiernamaals) dat je niet zomaar binnenkomt…

Hoewel de etymologie van de naam Engeland niet helemaal duidelijk is (land van engelen? land van hoeken, nauwtes?) snappen mensen uit alle landen van de wereld welk geografisch land ermee bedoeld is. Dat neemt niet weg dat in het Nederlands het woord ‘Engeland’ zowel klinkt als een ‘eng land’ als ook een ‘land van de engel(en)’. Dat biedt mogelijkheden aan schrijvers van liedjes en verhalen om daarmee te spelen. Wie een verhaal zou moeten schrijven over een land waar men angstig is of benauwd, kiest waarschijnlijk eerder voor Engeland dan voor ‘Frankrijk’: dat laatste klinkt Nederlanders eerder naar vrijheid (‘frank en vrij’). Een etymologie van lik-me-vestje natuurlijk en bijzonder subjectief, maar toch werkt het vaak zo.

In de discussie die Robin ten Hoopen heeft aangezwengeld over de interpretatie van het bijbelse Egypte (mitsrajim) als ‘angstland’ lopen verschillende lagen van interpretatie en argumentatie door elkaar. Met in het achterhoofd het liedje over Engeland delen we graag de volgende overwegingen:

Geen vertaling

Een aantal landen rondom Israël in het Oude Nabije Oosten gebruikte min of meer vergelijkbare woorden voor Egypte. Dat geldt ook voor de naam Engeland in onze huidige tijd. Ten Hoopen heeft een punt dat Egypte niet te vergelijken is met namen die de bijbelschrijvers zelf konden verzinnen zoals Abel of Jakob. Het woord Egypte staat in een bredere context en is niet door de bijbelschrijvers verzonnen.

Bijbelinterpretatie is geen rocket science en we kunnen, zeker in dit geval, geen is-gelijk-tekens zetten. Mitsrajim ‘is’ niet Angstland, en het ‘betekent’ dat ook niet. Het lijkt ons onjuist om in een bijbelvertaling het woord mitsrajim met ‘Angstland’ te vertalen. Beter is het om ‘Egypte’ te vertalen of desnoods ‘mitsrajim’ te laten staan. Een vertaling met ‘Angstland’ stelt Barnard dan ook niet voor – en de rabbijnen doen dat voor zover ik weet ook niet. In het NRC-artikel , waarin geen wetenschappelijke stellingen werden aangegaan maar eenvoudigweg de actuele betekenis van het ‘Exodus-verhaal’ geduid werd voor deze Corona-tijd, had dat misschien dan ook iets minder stellig moeten klinken.

Impliciet woordspel

Desalniettemin is het waar dat de hoorder er weldegelijk een associatie met angst of benauwdheid in kan horen, zoals wij ook in een lied of verhaal kunnen spelen met ‘een eng land’ of een ‘land van engelen’ als het om Engeland gaat. Heb je daar een expliciete verwijzing voor nodig, een uitleg in de tekst zelf? Dit is nu waar Ten Hoopen in deze blog, na alle reacties op zijn eerdere stuk, al zijn kaarten op zet: als mitsrajim en tsarar inderdaad ‘gelinkt’ zijn, dan moeten daarvoor in de bijbel zelf aanwijzingen worden gegeven. Dat is echter maar de vraag. In het liedje over Engeland wordt een mogelijke interpretatie over het land van engelen nergens expliciet gemaakt. Het lied kan op meerdere manieren worden uitgelegd. Het is goed mogelijk dat de hoorders er weldegelijk het woord ‘nauw’ of ‘eng’ in hoorden. Barnard geeft dit o.i. genuanceerd genoeg weer door te zeggen dat ‘het profetenoor in mitsrajim het woord tsarar heeft horen verluiden’.

Nauw en wijd

In het geval van mitsrajim zou een bijkomend argument kunnen zijn dat de tegenpool van Egypte, het beloofde land Kanaän, vaak wordt aangeduid met ‘een goed en wijd land’ (erets tova urechava). Als we aannemen dat de hoorders in de naam ‘Egypte’ iets van ‘nauwte’ hoorden, is het contrast nóg sterker en zinvoller.

Lange rabbijnse traditie

De verbinding tussen mitsrajim en het werkwoord tsarar (benauwen) is geen Nederlandse uitvinding, laat staan die van de ‘Amsterdamse School’, het is een verbinding die al vele eeuwen in de rabbijnse traditie keer op keer is gelegd. Dat is nog geen argument op zich, maar deze uitlegtraditie is dus geen nieuwerwetse of zelfs postmoderne lezing. Het rabbijnse jodendom heeft deze verbinding altijd al zo gelegd. Voor de rabbijnen gold overigens een nog veel onwetenschappelijker criterium: alle woorden die twee consonanten (of meer) gemeen hadden beschouwden de rabbijnen als ‘potentieel gelinkt’. Zij beschouwden woorden die twee gemeenschappelijke medeklinkers hadden als rijmwoorden.

Het Egypte van Matteüs is het Egypte van de Exodus

Dan het laatste punt van Ten Hoopen, waarin laat hij zien dat hij sowieso huiverig is om een geografische aanduiding ‘theologisch’ te verstaan. Kunnen we, afgezien van etymologie of klank, überhaupt wel aannemen dat Egypte in de bijbel de associatie van een angstland oproept? Ten Hoopen zegt dat Egypte immers op veel plaatsen in de bijbel ook neutraal of positief ter sprake komt. Dat is een heel andere vraag en een heel andere redenering. Deze vraag geldt dan immers ook voor kwalificaties van Egypte als ‘slavenhuis’ e.d. die wel expliciet in de bijbel vermeld worden. Mag je, ook als Egypte op een bepaalde plaats positief ter sprake komt, denken aan slavernij, aan het schreeuwen van het volk, aan het bloed in de Nijl van alle vermoorde Hebreeuwse jongetjes (als dat trouwens nog geen angstland is…)? Kortom, aan alles waarover de tekst wel expliciet spreekt?

In zijn artikel in Met Andere Woorden noemt Ten Hoopen het voorbeeld van Jezus’ vlucht naar Egypte (in Matteüs 2, met Jozef en Maria), waarbij Egypte eerder ‘schuilplaats’ is. Daarbij hoef je toch niet aan een angstland te denken? Ten Hoopen ziet echter over het hoofd dat Matteüs hier nu juist wel wil dat we als lezers aan Mozes en het oudtestamentische Egypte denken: de evangelist laat hier Jezus juist precies in de voetsporen van Mozes treden door de verbinding te leggen met de farao die alle jongetjes vermoordt. Matteüs laat Jezus bewust vanuit Egypte terugkeren, om vandaaruit door het water van de Jordaan, en dan de berg op te gaan om zijn rede te houden. Dat heeft echt niets meer met historische of geografische aanduidingen te maken…

Theologisch lezen 

En in dit laatste punt wringt misschien daadwerkelijk de schoen. Ten Hoopen wil niet dat er een ‘frame’ over de bijbelteksten wordt gelegd waarbij, haast wiskundig, Egypte altijd gelijk staat aan dood en angst – waar het woord ook maar voorkomt. Dat lijkt ons terecht. Maar Ten Hoopen wil ook niet zo’n frame voor Egypte als ‘slavenhuis’, een associatie die wél veelvuldig door de bijbelschrijvers wordt gesuggereerd. Het gaat hem dus ook om iets anders: iets wat wij dan maar ‘theologisch lezen’ zullen noemen.

Natuurlijk is Egypte niet ‘overal’ in de bijbel een angstland, zoals het ook niet overal als een slavenhuis geldt. Er wordt een spel gespeeld, dat zich niet in nullen en enen, in zwart-of-wit, laat vangen. Maar Ten Hoopen zal toch moeten erkennen dat de Bijbelse hoofdlijn een Egypte laat zien waar het voor de Hebreeuwse mens, de lezer van de bijbel, slecht toeven is en waaruit hij bevrijd moet worden.

Ad van Nieuwpoort is predikant in Den Haag en lid van de Raad van Toezicht van de PThU. Hij is een van de initiatiefnemers van de Nieuwe Bijbelschool.

Cookies

We vinden het belangrijk om je daar goed over te informeren. Cookies helpen ons je ervaring op onze website te verbeteren. Functionele cookies dragen bij aan een soepel draaiende website. Analytische cookies bieden ons inzicht in hoe gebruikers de website gebruiken. Met marketing-cookies kunnen we je op basis van je websitebezoek gepersonaliseerde inhoud bieden.