Naar hoofdinhoud
De ingenomen standpunten zijn die van de auteur, niet per se die van de PThU.
Heb je een vraag of goed idee voor het bijbelblog?

Marcus: open einde op paasmorgen

2 april 2020

‘Toen hij vroeg op de eerste dag van de week uit de dood was opgestaan, verscheen hij eerst aan Maria uit Magdala, bij wie hij zeven demonen had uitgedreven’ (Marcus 16:9 in de Nieuwe Bijbelvertaling). Als je in de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) het einde van Marcus leest, kom je voor een verrassing te staan, tenminste als je de aantekeningen meeneemt. 

Verrassing

Daar staat dat alle verzen vanaf Marcus 16:9 ‘in andere handschriften ontbreken’. Er zijn kennelijk handschriften waarin de laatste woorden van het evangelie naar Marcus te vinden zijn in vers 8: ‘Ze [de vrouwen] waren zo erg geschrokken dat ze tegen niemand iets zeiden’ (NBV), of, als je dichter bij de volgorde van de Griekse tekst blijft: ‘Ze zeiden tegen niemand iets, want ze waren erg geschrokken’. Welke boeiende wereld zit er achter deze opmerking in de NBV?

Overschrijven

Tegenwoordig bestaat de bijbel in de vorm van gedrukte boeken en sinds enkele decennia van computerbestanden. Tot aan de zestiende eeuw kenden de mensen alleen handschriften. Elk exemplaar van de bijbel, of meestal: elk exemplaar van een bepaald deel van de bijbel, bijvoorbeeld de vier evangeliën, was uniek. Een kopiist had het gemaakt door een ander handschrift over te schrijven, letter voor letter, woord voor woord, zin voor zin.

Teksten in de vorm van handschriften zijn nooit helemaal stabiel, tenzij er hele strenge controles bij het overschrijven gelden. Bij de evangeliën zien we op een aantal plaatsen dan ook opvallende verschillen: gewijzigde werkwoordstijden, andere namen van plaatsen en personen, zinnen die helemaal anders luiden of zelfs ontbreken. In een paar gevallen gaat het zelfs om hele passages die wel in het ene maar niet in het andere handschrift staan.

In een vertaling blijven zulke verschillen gewoonlijk onzichtbaar, want die berust op een uitgave van de tekst in de oorspronkelijke taal waarvoor de samenstellers de soms lastige beslissingen al hebben genomen.

Als je theologie studeert, bijvoorbeeld aan de Protestantse Theologische Universiteit, leer je niet alleen de grondtalen van de Bijbel, maar raak je ook vertrouwd met bijbelhandschriften. Je leert bij het Nieuwe Testament om te gaan met de gebruikelijke uitgave van de Griekse tekst (de Nestle-Aland-editie). Daarin staat niet alleen die Griekse tekst van het Nieuwe Testament, maar ook een heleboel informatie, dicht opeengepakt,  vooral over de verschillen tussen de handschriften. Er gaat op die manier een wereld voor je open.

Verwarring

Terug naar de NBV en het slot van Marcus: de aantekening daar maakt duidelijk dat op dit punt de handschriften drastisch uiteenlopen. Er zijn kennelijk handschriften die de laatste twaalf verzen wél hebben, maar er zijn er ook waarin ze ontbreken. De aantekening gaat zelfs nog verder: ‘Weer andere handschriften hebben na vers 8 en voor vers 9 nog de volgende tekst:

“Alles wat hun opgedragen was, meldden zij in het kort aan de kring rond Petrus. Daarna stuurde Jezus zelf zijn leerlingen eropuit om van het oosten tot het westen de heilige en onvergankelijke boodschap van de eeuwige verlossing te verkondigen. Amen.”

Er zijn dus ook handschriften die nog weer een ander slot hebben. Zo’n aantekening moet de gegevens natuurlijk zo eenvoudig mogelijk weergeven. De werkelijkheid is nog wel iets ingewikkelder en verrassender, en dat ontdek je als je Nestle-Aland raadpleegt. Slechts een paar handschriften hebben na vers 8 helemaal niets meer, maar daar zitten wel twee van de oudste en belangrijkste bij, namelijk Codex Vaticanus en Codex Sinaiticus. Een enkel handschrift bevat alleen het korte slot uit de NBV-aantekening. In de meeste handschriften vind je alleen het lange slot (verzen 9 tot 20) dat de NBV als de gewone bijbeltekst presenteert. En er zijn nogal wat handschriften die vreemd genoeg zowel het korte als het lange slot hebben.

Er is nog meer: soms tref je in de handschriften zelf bij het korte en/of het lange slot nog een soort aantekening aan, vergelijkbaar met die in de NBV, bijvoorbeeld: ‘In sommige handschriften staat het volgende: …’ of ‘Na “zo bang waren ze” is ook het volgende in omloop: …’ Net als de NBV signaleren zulke handschriften daarmee dat het slot van dit evangelie in verschillende vormen bestaat. Eén groep handschriften heeft een nog opvallender opmerking na vers 8: ‘In sommige handschriften eindigt de evangelist hier, en tot hier gaat ook de nummering van Eusebius de leerling van Pamphilus. Veel handschriften bevatten echter ook het volgende: …’

Kerkvader Eusebius van Caesarea had aan het begin van de vierde eeuw een nummering aangebracht om zo de vergelijking van de vier evangeliën gemakkelijker te maken. Het gedeelte na vers 8 kreeg geen nummer, wat betekent dat hij het ófwel niet kende, ófwel niet mee wilde nemen. Dat laatste ligt voor de hand, want in een geschrift dat waarschijnlijk ook van Eusebius is, met antwoorden op vragen van een zekere Marinus, stelt hij dat het juiste einde ‘zo bang waren ze’ is en dat ‘bijna alle handschriften’ daar eindigen.

Of Eusebius de zaken juist voorstelt kunnen we natuurlijk niet weten, maar het is opmerkelijk dat er nu nog maar een paar handschriften bestaan die bij vers 8 ophouden, terwijl hij – in het begin van de vierde eeuw – juist stelt dat het om de meeste handschriften gaat.

Oudste versie

De presentatie van het slot van Marcus is in de Nieuwe Bijbelvertaling niet helemaal gelukkig en zal bij de komende herziening ook duidelijker worden. Een belangrijk element daarbij is dat de lezers nu niet te weten komen welke keuze de grondtekstuitgave (Nestle-Aland) heeft gemaakt, en al helemaal niet waarom. In Nestle-Aland staan zowel het korte als het lange slot tussen dubbele vierkante haken. Dit betekent dat de samenstellers ervan overtuigd zijn dat ze allebei niet oorspronkelijk zijn maar later toegevoegd. Dit is sinds meer dan een eeuw de gangbare opvatting onder de bijbelwetenschappers, die helaas nog niet echt bekend is geraakt.

De oudste achterhaalbare vorm van het evangelie naar Marcus moet inderdaad wel bij vers 8 zijn geëindigd. Alleen zo kun je verklaren dat een paar belangrijke handschriften precies daar ophouden. De vele aantekeningen in de handschriften wijzen in dezelfde richting, net als de informatie over en van Eusebius. Bovendien maakt het lange slot, en al helemaal het korte slot, inhoudelijk niet de indruk bij het evangelie te passen.

Ten slotte is het ook een sterk argument dat we zowel het lange slot als het korte tegenkomen. Het ene zou immers het andere overbodig maken als het oorspronkelijk was. Ze zijn allebei kennelijk onafhankelijk van elkaar geschreven door iemand die dacht dat het evangelie met vers 8 niet af was.

Open einde

Is dat ook zo? Is het inderdaad een probleem dat het evangelie van Markus ophoudt precies op het moment dat de vrouwen op paasmorgen wegvluchtten van het graf en niemand iets vertelden, omdat ze bang waren?

De geleerden zijn over deze vraag al net zo verdeeld als de handschriften. Was er oorspronkelijk een ander einde, en is er al snel iets als een bladzij verloren gegaan? Heeft de evangelist misschien zijn werk niet kunnen voltooien? Werd hij gearresteerd, of liet zijn gezondheid hem in de steek? Of was het voor Markus, de eerste evangelist, niet nodig om verschijningsverhalen op te nemen, zoals zijn latere collega-evangelisten wel deden? Had hij genoeg aan het schokeffect van de mededeling door de witgeklede jongeman: ‘Hij is opgewekt, hij is niet hier’ (16:6)? Liet hij zijn verhaal bewust open?

Mij bevalt zo’n open einde eigenlijk wel. Het is alsof de lezers opeens zelf voor de vraag komen te staan: reageren jullie ook zo geschrokken? Het hele evangelie door zijn mensen om Jezus heen bang en vol onbegrip, en dat kun je steeds als een onuitgesproken vraag aan de lezers zien: Hebben jullie wel vertrouwen? Zien jullie het wel?

Deze blog is een licht bewerkte en uitgebreide versie van een bijdrage in het Friesch Dagblad van 22 februari 2020.