Gaan geloof en wetenschap samen?

13 januari 2022

Is de PThU nog gelovig? Is de PThU nog wetenschappelijk? Twee vragen die opkomen bij het lezen van het nieuwe Instellingsplan van de PThU. Wij geloven dat kerk, academie en samenleving elkaar nodig hebben en elkaar versterken. Rector dr. Maarten Wisse en bestuursvoorzitter dr. Kees Boele gingen hierover in gesprek in de PThUnie. 

Uitgesproken

Een meer uitgesproken christelijk en kerkelijk profiel. Onderzoek doen waaraan in kerk en samenleving behoefte is. Betere uitvoering van het onderwijs. Een simpeler organisatiemodel. En dat alles dan op één, wellicht nieuwe, locatie. Veertien jaar na de oprichting en bijna tien jaar na de verhuizing naar Amsterdam en Groningen lijkt de Protestantse Theologische Universiteit (PThU) zich opnieuw uit te vinden. In het instellingsplan voor de periode tot 2026 is nog altijd sprake van een brede en kleurrijke organisatie, maar die typering sluit, gezien de titel Theologisch kleur bekennen, een stevige profilering niet uit. We vroegen rector Maarten Wisse en voorzitter Kees Boele – samen sinds begin september het College van Bestuur van de universiteit – om een toelichting. 

Missie

De missie van de PThU is aangescherpt. Was dat nodig? 

Maarten Wisse: ‘Ja, dat was nodig. Het is in deze cultuur belangrijk om helder te zijn over waar je voor staat. Waarom is deze bijzondere universiteit een bijzondere universiteit? De maatschappij wil van religieuze mensen en organisaties weten: wat drijft jullie? Daarnaast hebben we te maken met studenten die moeite hebben met de huidige profilering van de PThU. Zij zeggen: het mag van ons best een beetje geloviger. Ze worden straks predikant in de Protestantse Kerk in Nederland en deze opleiding is bedoeld om hen daartoe toe te rusten. Dan willen ze ook zo’n openlijk statement horen. Daarom hebben we met name de relatie met de kerk duidelijker verwoord. Kerkordelijk is er niets veranderd, maar de relatie met de kerk had wel aandacht nodig. Dat vonden ze vanuit de kerk. En dat vonden wij zelf ook.’

Kees Boele: ‘We zijn natuurlijk kerkordelijk aan de kerk verbonden. Maar dat is niet het enige. Ik kom uit het hbo en daar staat de b van beroepspraktijk in het midden. Ik was gewend om met grote bedrijven en instellingen te praten over wat zij nodig hadden op het gebied van afgestudeerden. Als ik vanuit dat perspectief keek naar onze relatie met de kerk, onze belangrijkste afnemer... dat was wel even schrikken. Alleen al om die reden was een intensivering nodig. Wij zijn een academische beroepsopleiding. Dan moet je het afnemende veld wel serieus nemen. En dat hoeft helemaal niet te betekenen dat je inhoudelijk aan de leiband loopt van de buitenwereld.’

MW: ‘Ik zeg altijd: theologie moet daar zijn waar de geloofsgemeenschappen zijn. En theologie moet gaan over waar het in geloofsgemeenschappen om gaat. Theologie ontspringt aan het zelfkritisch vermogen van de geloofsgemeenschap. Je kunt over een Bijbelverhaal honderd verschillende verhalen vertellen en je kunt het op honderd verschillende manieren uitleggen, maar sommige manieren zijn minder goed dan andere. Daarom is het belangrijk dat we over ons geloof nadenken en dat we niet zomaar alles leuk en mooi vinden. Daar heeft de geloofsgemeenschap theologie voor nodig; wetenschap zoals die aan de moderne universiteit wordt vorm gegeven. Om ons heel diep te bezinnen op waarom we geloven wat we geloven. Om onszelf bij de les te houden. Om onszelf te laten inspireren door en confronteren met allerlei stukjes geloof die we zijn kwijtgeraakt. Als je een probleem hebt in het heden, zou het goed kunnen dat je in die rijke christelijke traditie iets vindt dat je zou kunnen helpen om met dat probleem om te gaan. Theologie heeft voortdurend die band met de geloofsgemeenschappen nodig voor dat proces van begrijpen en vernieuwen waarover we spreken in het instellingsplan. Dat betekent niet dat we geen eigen rol hebben. We doen onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek. Het is geen kwestie van: u vraagt, wij draaien. Maar daar vraagt de kerk ook niet om. De kerk vraagt om goede theologische wetenschap, die bijdraagt aan een toekomstgerichte kerk. Wat zou de kerk anders moeten vragen?’ 

Predikantsopleiding

Betekent die grotere nadruk op de relatie met de kerk ook dat de PThU zich meer profileert als predikantsopleiding? De afgelopen jaren werd nogal eens benadrukt dat de driejarige master ook interessant is voor studenten met andere beroepsperspectieven. 

MW: ‘De driejarige master is primair een predikantsopleiding. Natuurlijk is het ook mogelijk om er wat anders mee te doen, maar dat is dan wel een lange en intensieve weg. Dus de kans dat iemand de driejarige master gaat doen zonder de intentie om predikant te worden, is niet heel groot. Daarvoor hebben we een goed alternatief: de eenjarige master. We zeggen nu scherper dat de predikantsopleiding bedoeld is om predikant of geestelijk verzorger of theologisch onderzoeker te worden. Waarbij het goed mogelijk is dat een student nog niet zeker is van die keuze. Als dat zo is, willen we in de driejarige master zeker een open ruimte bieden om de roeping tot theoloog of predikant te verkennen.’

Place to be

De driejarige master is het afgelopen jaar al grondig verbouwd. De inrichting van de huidige bachelor zal afhangen van de keuze voor de toekomstige samenwerkingspartners van de PThU. Wat zijn dan de voornaamste veranderingen in het instellingsplan als het gaat om onderwijs?   

KB: ‘De inhoud en het aanbod van de driejarige opleiding veranderen inderdaad niet. Maar in de manier waarop we dat programma draaien hebben we nog wel een weg te gaan. Als je zo klein bent als wij en je hebt een duidelijk profiel, dan ben je aan je studenten en belanghebbenden verplicht om te excelleren. Dan moet je een goed geoliede machine zijn, zoals de kleine hbo-instellingen die in de lijstjes steevast bovenaan staan. Docenten moeten werkelijk als team opereren. De logistiek kan beter, net als de mogelijkheden tot community building Als je hier als student binnenkomt, dan moet je een dijk van een opleiding krijgen! Inhoudelijk helemaal top, en op een plek waar het goed toeven is. De PThU moet de place to be voor theologie zijn.’ 

MW: ‘We willen ook inhoudelijk beter aansluiten bij de student. We krijgen van verschillende kanten signalen dat er bezorgdheden en ergernissen zijn. Alle studenten vragen erom in hun manier van denken en geloven serieus genomen te worden. Het is toch een patroon van heel veel jaren dat dat de PThU niet goed lukt. We willen er voor alle studenten zijn, van vrijzinnig tot Gereformeerde Bond. Die zitten allemaal bij ons in de collegezalen en we willen ze allemaal helpen betere theologen te worden.’

KB: ‘Tijdens mijn inwerkperiode vorig jaar heb ik met veel studenten gesproken, in de volle breedte van de PThU. Dit punt kwam wel manifest op tafel. En daar schrok ik van. Als op onderdelen de aansluiting tussen staf en studenten zo slecht is en je bent al zo klein en kwetsbaar, dan heb je wel een issue. Dat is niet alleen een kwestie van theologische inhoud. Er zit ook een didactisch punt in: hoe maak je die aansluiting? Toen ik deze studenten vroeg wie ze een topdocent vonden, noemden ze bijna allemaal Rick Benjamins, onze bijzonder hoogleraar vrijzinnig christendom. Ze zeiden: die man laat ons kennismaken met nieuwe literatuur, zet ons aan het denken, daagt ons uit en scherpt ons aan, maar laat het uiteindelijk aan onszelf wat we er mee doen. Hij brengt ons verder, academisch en ook spiritueel. Dus dan ben je als vrijzinnig docent kennelijk uitstekend in staat om in de volle breedte te inspireren. Op zo’n moment is er echt sprake een veilige, inspirerende academische community. Die kruislingse versterking en inspiratie zou ik graag in de hele breedte  zien.’ 

Verschil op tafel

Geldt dat ook voor docenten onderling? 

MW: ‘Als universiteit zijn we meer dan een groep mensen die een ruimte delen. 
Al die verschillende stemmen hebben elkaar iets te vertellen. Want tussen al die verschillen zit theologie. En die komt niet naar boven als we niet stevig het theologische gesprek voeren. Die verschillen moeten op tafel komen. Daar moeten we elkaar op bevragen.’ 

KB: ‘Misschien is dat wel de kern van het nieuwe instellingsplan: dat we elkaars theologie gaan beproeven. Dat valt nog niet mee, want uit onze analyse bleek dat veel mensen op de PThU het moeilijk vinden om écht de dialoog met elkaar aan te gaan – ook bij conflicten, of bij iemands functioneren. Dat hoort ook een beetje bij christelijke instellingen in het algemeen: de echte problemen worden omzeild.’

Eén locatie

Is dat de reden voor een unilocatie? Dat het makkelijker wordt om de dialoog met elkaar aan te gaan? 

MW: ‘Het is een heel belangrijke reden. Samen theologiseren is veel lastiger als je op twee plekken zit.’ 

KB: ‘Bij theologie komt je hele menszijn mee, je spirituele Anliegen. Dat kan niet via Zoom en ook niet, met het relatief geringe aantal medewerkers en studenten van ons, op twee plekken ver uit elkaar. Je hebt een plek nodig waar je community kunt zijn. En natuurlijk zit er ook een zakelijk aspect aan: twee locaties is financieel onhoudbaar.’

Maken jullie van de nood een deugd? Of zouden jullie ook terug willen naar één locatie als geld geen factor was? 

MW: ‘Geen enkele twijfel: ook dan zouden we een unilocatie willen. De studentenaantallen zijn inmiddels zodanig dat goed lesgeven lastig wordt. Didactisch bereik je een ondergrens als je met groepen van vier of vijf studenten zit. We gaan dus zo snel als mogelijk naar één locatie toe. En dat moet dan een plek zijn waar studenten en docenten meer doen dan alleen maar in- en uitvliegen. Het gebouw hier in Amsterdam faciliteert onvoldoende het hebben van een academische community. Er zijn geen cafeetjes in de omgeving waar je nog even wat napraat, geen plekken waar je blijft hangen omdat er ’s avonds nog een mooie lezing is. Zo’n intercitystation vlakbij is heel fijn, maar het betekent vooral dat iedereen heel snel weer weg is...’

Aansluiten bij vragen uit kerk en samenleving

Wat verandert er in de inrichting van de organisatie? 

MW: ‘We willen met ons onderzoek nog beter bij de vragen vanuit kerk en samenleving aansluiten. De nieuwe organisatie van het onderzoek moet daaraan bijdragen. Al een poosje geleden is al ons onderzoek ondergebracht in twee thematische programma’s. Maar de institutionele structuur was daar nog niet op aangepast. Iedere onderzoeker viel onder een leerstoel, maar die leerstoelen zaten niet volledig bij het ene of het andere programma. Je had als wetenschapper dus twee aansturingslijnen. Theoretisch kon het zo zijn dat je programmaleider je een opdracht gaf, en dat je leidinggevende zei: dat lijkt me geen goed idee. Je moet gewoon weten wie jou aanstuurt. En het is ook handig als dat niet iedere anderhalf jaar verandert omdat je inmiddels in een ander onderzoeksproject zit. We gaan nu werken met leerstoelgroepen van vijf tot tien personen. Deze worden ingezet voor de drie kerntaken onderwijs, onderzoek en valorisatie. Zo’n leerstoelgroep krijgt een eigen budget en ontwikkelt ondernemerschap. Maar het onderzoek zelf valt niet binnen één leerstoelgroep en wordt projectmatig aangestuurd. Dat vraagt om samenwerking tussen de leerstoelgroepen, waarbij we moeten voorkomen dat de onderlinge concurrentie te groot wordt. Dat betekent dat ik als rector moet zorgen dat de impuls voortdurend in de richting van die projecten gaat en dat ik die groepen niet zodanig op hun prestaties afreken dat ze alleen maar voor zichzelf gaan.’

KB: ‘Wat we inhoudelijk willen is hiermee niet gegarandeerd. Maar de verschillende vereenvoudigingen – bijvoorbeeld het afschaffen van de directielaag – vergroten de kans dat de inhoud tot wasdom komt. We zijn maar een heel klein cluppie, maar zo complex georganiseerd... Directeuren, coördinatoren, managers, commissies: iedereen had verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Het was zo ingewikkeld dat veel zaken naar boven werden gedirigeerd en op de bestuurstafel terechtkwamen: het bestuur moest het maar zeggen. Het is toch van de zotte dat ik als voorzitter moet beslissen over het aanstellen van een student-assistent? De vereenvoudigingen in de organisatie zijn een opluchting voor alle collega’s, verwacht ik.’ 

Dit artikel werd ook gepubliceerd in PThUnie 2021-3.

Cookies

We vinden het belangrijk om je daar goed over te informeren. Cookies helpen ons je ervaring op onze website te verbeteren. Functionele cookies dragen bij aan een soepel draaiende website. Analytische cookies bieden ons inzicht in hoe gebruikers de website gebruiken. Met marketing-cookies kunnen we je op basis van je websitebezoek gepersonaliseerde inhoud bieden.