Op de veranda deel je verhalen van verlangen en van pijn
De kloof tussen volk en elite. De spanning tussen populisme en pluraliteit. Het opzoeken van grenzen. De thema’s waarop Mechteld Jansen in haar jaren als hoogleraar missiologie en later rector van de PThU steeds weer terugkwam, lijken actueler dan ooit. In de aanloop naar haar afscheid zochten vier van Jansens PThU-collega’s elkaar op om, vanuit hun eigen vakgebied, op deze thema’s te reflecteren. Op een virtuele veranda gingen in gesprek hoogleraar theologie en migratie Dorottya Nagy, universitair docent religiestudies Gé Speelman, hoogleraar systematische theologie en genderstudies Heleen Zorgdrager en universitair docent diaconaat Erica Meijers, die het gesprek leidde.
Spanning tussen populisme en pluraliteit
Erica Meijers: “We hebben het over de spanning tussen populisme en pluraliteit. Populisme zou ik omschrijven als een constructie, waarbij een 'verdorven' elite tegenover het 'goede' volk wordt geplaatst. Populisme is anti pluralistisch, in die zin dat mensen die niet tot het 'ware volk' behoren – zoals minderheden – worden uitgesloten.”
Dorottya Nagy: “Je komt vanuit het populisme al gauw bij een vorm van organisch denken terecht. De samenleving is dan een organisme, een lichaam dat verzorgd en beschermd moet worden.”
Gé Speelman: “En in dat beeld zijn degenen die dat lichaam aanvallen, bacteriën en virussen: enge kleine beestjes die het organisme binnendringen.”
Steeds sterker verzet tegen diversiteit en pluraliteit
Meijers: “Kun je vanuit je eigen vak een voorbeeld geven van die spanning tussen populisme en pluraliteit?”
Heleen Zorgdrager: “De opkomst van het conservatief-christelijk populisme, dat zich verzet tegen diversiteit en pluraliteit op het gebied van seksuele expressie en genderexpressie, is een beweging die zich steeds sterker profileert – in Afrika, in Oost-Europa, in Amerika en sinds een jaar of tien ook in Nederland. Christelijke groepen, zowel protestants als katholiek, zijn gevoelig voor deze vorm van organisch denken, waarbij de man-vrouw orde een natuurlijk gegeven is en het gezin de basis van de samenleving. Dat is inmiddels uitgegroeid tot een politieke strijd, een culture war. Een volk geldt daarbij als een organische gemeenschap die zich afzondert van andere gemeenschappen. Die gemeenschap moet een bepaalde zuiverheid houden, want anders krijg je chaos en komen er vreemde elementen binnen. Demografie speelt ook een rol: het volk voelt zich bedreigd, omdat het kleiner wordt, terwijl andere volkeren juist groeien. Daarom moeten er meer kinderen gebaard worden. Ik ben gefascineerd door de theologische vragen die daaraan ten grondslag liggen. Hoe kan het dat christenen van verschillende confessionele achtergronden hier zo vatbaar voor zijn? Welke angsten en verlangens gaan daarachter schuil?”
Nagy: “Hetzelfde speelt bij mijn onderzoeksthema migratie. Het organische denken strekt zich ook uit naar grondbezit. God heeft je op een bepaalde plek geplaatst. Dat betekent dat God je de verantwoordelijkheid heeft gegeven om voor dat territorium te zorgen en het te bewaken. Vanuit dat idee van territorium is de natiestaat gegroeid. Dan krijg je dat demografische aspect, dat Heleen al noemde: het land én het volk worden bedreigd. Dat levert een lastig discours over migratie op. Wie hoort thuis in een land? En wie bepaalt dat? Ik heb zelf genoeg voorbeelden meegemaakt van discriminatie als Oost-Europeaan in Nederland. Mijn kleur is wit en mijn Nederlands is redelijk. Kun je nagaan wat er gebeurt met de mensen die “s zomers in de aardbeien werken...”
Speelman: “Maar het is natuurlijk legitiem om liefde te voelen voor het land waar je bent geworteld... Dat land wil je ook beschermen. Een dominee die bij de Groninger bodembeweging betrokken is, gebruikte een keer de term oikofilie. Ik weet dat dat een besmet woord is. Maar hij kon daarmee goed uitleggen waarom Groningers zo verschrikkelijk gehecht zijn aan hun land. En dat je het niet begrepen hebt als je tegen ze zegt: ga toch verhuizen. Daarom zeg ik: er zijn excluderende en includerende manieren van met liefde denken aan de plek waar je geworteld bent.”
Meijers: “Is dat mogelijk, een oikofilie die niet uitsluit?”
Zorgdrager: “Mechteld geeft daar in haar oratie, die ik veel gebruikt heb in mijn colleges missiologie, een antwoord op. Ze reflecteert heel diepzinnig en kritisch op ons omgaan met grenzen en met grensoverschrijding. Zij zegt: er is een scheppende manier van grensoverschrijding en er is een schendende manier. Ze zegt dus niet dat grensoverschrijding altijd goed is, of dat het weghalen van grenzen altijd goed is. Grenzen hebben ook een beschermende functie. Je stelt grenzen aan geweld. Je begrenst of iemand aan jouw lichaam mag komen, of dat je het lichaam van een ander aanraakt.”
Speelman: “We stellen ook grenzen aan het water.”
"Pas in de ontmoeting zie je wie de ander is"
Zorgdrager: “Dat is een mooi voorbeeld van waar Mechteld het over heeft. Want de grens tussen land en water is niet altijd duidelijk. Bij ons in Elst hebben we de uiterwaarden, die juist weer zijn opengelegd. Voor een goed waterbeheer is het nodig dat er gebieden zijn waar je niks doet, waar land en water in elkaar kunnen overvloeien. Je zou zeggen dat het organische denken, waar we het eerder over hadden, ook zo vloeibaar is. Maar nee, bij populistische vertogen gaat het altijd om sterke identiteit. Het organisme moet beschermd worden en daar zijn sterke grenzen voor nodig. Dat wordt ook zichtbaar in het binaire denken over de categorieën mannelijkheid en vrouwelijkheid. Dat zijn sterke identiteiten, die gegeven zijn en niet in elkaar overvloeien. En ze verhouden zich tot elkaar vanuit een bepaalde orde. Maar zo werkt het niet. Als je mensen tot expressie laat komen, dan heb je geen heldere ordening meer. Dan is er grensgebied, onontgonnen terrein. Je laat ruimte voor niemandsland.”
Nagy: “Maar het is typerend voor niemandsland dat er niemand woont. Waar we mee worstelen is land dat bewoond wordt door heel verschillende mensen. Daarom is in het werk van Mechteld die ontmoeting zo belangrijk. Pas in een ontmoeting zie je wie de ander is: waardevol en net zoals jij. Ik kan mijn Roemeense zusters en broeders niet kwalijk nemen dat ze zo slecht over Hongaren denken, want ze hebben niet of nauwelijks Hongaren ontmoet. Pas als we elkaar ontmoeten, ontstaat er begrip. Al maken ze dan het liefst een Roemeen van me. Dan zeggen ze: was een van je voorouders misschien een Roemeen?”
"Ik verlang naar momenten van verbondenheid"
Meijers: “Waar verlangen jullie als naar als het om pluraliteit gaat?”
Zorgdrager: “Ik verlang naar een gemeenschap. Mechteld gebruikt daarvoor het woord diversaliteit. Dat is wat anders dan pluraliteit, want dat kan ook heel onverschillig zijn. Diversaliteit vindt altijd plaats met het oog op gemeenschap. Je weet elkaar te vinden en je luistert naar elkaar. Met alle polariserende tendensen van tegenwoordig, ook in de kerk en aan de PThU, verlang ik naar een gemeenschap.”
Meijers: “Gemeenschap is natuurlijk net zo”n problematische term als volk.”
Zorgdrager: “Ik verlang niet naar een volk. Het diepste gemeenschapsgevoel beleef ik in oecumenisch verband.”
Speelman: “Ik verlang naar momenten van verbondenheid. Daar komt dan ook vieren bij. Wij hadden laatst een buurtbarbecue voor vertrekkende buren. Het is een heel diverse groep mensen. Vrijwel niet kerkelijk, maar met een enorm gevoel voor rituelen. Dat leverde ontroerende momenten op. Dat afscheid was een liturgie.”
Nagy: “Ik verlang naar een nieuwe taal. Ik wil toe naar gedeelde talen waarin wij elkaar begrijpen. Mensen praten vaak langs elkaar heen. Ook op onze universiteit zijn er weinig momenten dat mensen uit verschillende hoeken werkelijk met elkaar praten. Ze vinden samen geen taal om over gevoelige onderwerpen te spreken. Een ontmoeting betekent dat je je woordenschat verandert; ook non-verbaal trouwens, in je houding.”
Zorgdrager: “Mechteld gebruikt daarvoor het beeld van de veranda, een tussengebied waar mensen elkaar ontmoeten en de tijd hebben om hun levensverhalen met elkaar te delen. Daar kruisen beelden en verhalen elkaar en krijg je interrelated stories.”
"Je begint bij het erkennen van de verlangens van de ander"
Meijers: “Jullie hebben drie dingen genoemd waar je naar verlangt: gemeenschap, momenten van verbondenheid en een nieuwe taal. Maar komen ook populistische ideeën en populistische taal niet voort uit een behoefte aan verbondenheid en gemeenschap? Dat is toch niet zo anders dan wat wij hier met elkaar uitspreken?
Speelman: “Natuurlijk liggen die dicht bij elkaar, omdat het erg menselijke verlangens zijn.”
Nagy: “Laatst sprak ik een student die zich onveilig voelde. De liberale christenen deden hem geweld aan, vond hij. Als je er anders over denkt dan zij, word je niet als een echte christen gezien, was zijn ervaring. Als er zulke gevoelens ontstaan bij mensen die zich als bijbelgetrouw identificeren, dan herken ik de oude mechanismen van hoe het christelijk geloof aan anderen werd opgelegd. Ik schrok van zijn verhaal. Als theoloog en als christen hoor je op te komen voor de ander. Ook voor hem.”
Zorgdrager: “Het is belangrijk dat je niet in de dynamiek terecht komt van verschillende werkelijkheden. Als een behoudende christen in een gesprek sterk de nadruk legt op de eigen gemeenschap, de eigen traditie, het koesteren en beschermen van het gemeenschappelijke, dan moet je daar tegenover niet alleen jouw individualiteit benadrukken. Dan zit je in een oppositie die niet meer bij elkaar komt. Ook LHBTI”ers zeggen: wij zijn een community. Ook zij voelen die enorm sterke behoefte om ergens deel van uit te maken. Misschien geeft dat een bodem voor een vruchtbaar gesprek. Wat is de gemeenschap die je ervaart? En naar welke gemeenschap verlang je?”
Meijers: “Je begint bij het erkennen van de verlangens van de ander. Dan heb je een basis voor een gesprek.”
"Je hebt mensen nodig met wie je echt deelt wie je bent"
Nagy: “Die community-vorming vind ik wel een gevoelig punt trouwens. Waarom moet het zover komen dat er een LHBTI-community tegenover een andere gemeenschap ontstaat? Waar blijven dan de interrelated narratives en interrelated communities waar Mechteld over spreekt? Hetzelfde geldt voor het streven naar multiculturele kerken. Je hebt mensen nodig met wie je echt deelt wie je bent. Maar als je daardoor in een isolement terechtkomt, is het een probleem.”
Speelman: “Ik zou er niet zo zwaar aan tillen dat er een aparte LHBTI-gemeenschap ontstaat. Als mensen maar vrij zijn om ook van andere gemeenschappen deel uit te maken. Je hebt toch ook gemeenschappen van Bach-liefhebbers?”
Meijers: “Mechteld spreekt over vele verschillende beelden. Ik zou in dat verband willen verwijzen naar het beeldverbod. Dat kun je lezen als een verbod om je op een beeld van de ander te fixeren. Zoals God niet vastgelegd kan worden, zo kun je ook anderen niet controleren. Dat geeft ruimte voor vele beelden en identiteiten. Je kunt bijvoorbeeld predikant zijn en lesbisch en liefhebber van Bach.
Nagy: “Uitsluiting vindt plaats als je als LHBTI'er geen gemeentelid kan zijn, laat staan ouderling. Of wanneer je als vluchteling geen recht hebt op werk.”
"Schepping hangt samen met bestemming"
Meijers: “Nog één onderwerp. We begonnen met het problematische van het organische denken, van een gegeven scheppingsordening. In de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw verzetten theologen als Barth en Miskotte zich tegen het definieren van God en mensen naar hun “natuur”. Kun je in relatie tot christelijke rechtvaardiging van populisme en racisme opnieuw spreken van “natuurlijke theologie”, of is dat een term die niet meer past?”
Zorgdrager: “Er verschijnen nu postmoderne vormen van natuurlijke theologie, die uitgaan van het idee dat je als mens ergens vandaan komt, en dat je met huid en haar verbonden bent met het hele ecosysteem. Daar herken ik me wel in, maar dat hoef ik niet per se natuurlijke theologie te noemen. Ik heb wel de neiging om natuurlijke theologie te verdedigen, omdat het in de jaren zeventig en tachtig ook als beschuldiging tegen feministische theologen is gebruikt, die contextualiteit en lichamelijkheid wilden honoreren. Dan werd er gezegd: jullie willen af van profetische theologie en terug naar een natuurlijke ondergrond van menszijn.”
Nagy: Ook binnen de ecotheologie is die notie van organisch denken heel nadrukkelijk aanwezig: listen to the land. Dat is gebaseerd op een christelijke kosmologie, een visie op hoe God de mens geschapen heeft.”
Speelman: “Misschien is het verschil dat in de vroegere scheppingstheologie de schepping voor altijd werd vastgelegd?”
Nagy: “Klopt. Bij mijn grote liefde Dorothee Sölle kom je het thema van het scheppen ook tegen. Wat doen we in de schepping? Ik zou de term natuurlijke theologie loslaten, maar er wel nieuwe taal voor vinden. En dan is voor mij het woord schepping belangrijk.
Meijers: “Schepping hangt samen met bestemming.”
Speelman: “Het is niet het zinloze ronddraaien van planeten.”
Nagy: “Maar het is ook niet het vooruitgangsdenken van de huidige tijd. Scheppen gaat niet zonder geworteld te zijn in Christus. Dat is voor mij wezenlijk in het omgaan met iedereen en alles.”
De gelovige positie: de Christus met de uitgespreide armen
Zorgdrager: “Mechteld heeft het in dat verband over Christus met de uitgespreide armen, het enorme beeld dat boven Rio de Janeiro staat. Dat is wat haar betreft de gelovige positie: sterk geworteld in Christus en tegelijk de armen reikend naar de einden van de aarde. Als je in Christus geworteld bent, hoef je niet bang te zijn om je armen uit te strekken naar alles wat anders en verschillend is. Dan hoef je niet bang te zijn om de pluraliteit en diversiteit te omarmen en je daardoor te laten verrassen en ontregelen.”
Speelman: “Dan praat je op de veranda over Christus.”
Zorgdrager: “Bij dat gesprek op de veranda is het ook belangrijk is dat je de pijn van elkaars verhalen kunt beluisteren. Pas dan word je echt meegenomen in het verhaal van de ander. Het verhaal dat Dorottya vertelde van de student die lijdt onder wat hij ervaart als liberale normativiteit, daar komt pijn in mee. Als je die pijn hoort, komt er ruimte om die ander echt te zien. Maar als je die pijn wegdrukt, dan blijf je in de posities tegenover elkaar zitten. Dan komt je niet verder dan: “Maar de Bijbel zegt...!” En dan blijf je op je eilandje. Bij missiologie nodigen we ieder jaar onze collega Simon Ririhena uit. Hem lukt het om dat gevoel over te dragen. Het doet mij iedere keer weer pijn als hij vertelt van de uitsluiting van Molukkers in Nederland, en waarom er in Nederland vanaf het begin geen openingen geboden werden om de Molukse gemeenschap met de Nederlandse kerk te verbinden. Hij vertelt dat verhaal met zichtbare en hoorbare pijn. Op dat moment wordt de collegezaal veranda.”
Meijers: “Op die veranda willen we elkaar verhalen van verlangen en verhalen van pijn vertellen. Het is de opgave van de theologie om daar ruimte voor te maken. En dat is iets waar Mechteld een enorme bijdrage aan heeft geleverd.”
Zorgdrager: “Dat is haar erfenis aan de PThU.”