Naar hoofdinhoud
De ingenomen standpunten zijn die van de auteur, niet per se die van de PThU.
Heb je een vraag of goed idee voor het bijbelblog?

De hand van God in Jesaja 40-55

5 juni 2025

Hoe komt de hand van God voor in Jesaja 40–55? Het was het onderwerp van de oratie van Marjo Korpel op 6 mei 2025. In deze blog wordt de tekst van Jesaja 41:8-13, een van de besproken teksten, wat meer uitgelicht. Vooral omdat afbeeldingen bij deze tekst onmisbaar zijn.

Hoogleraar Oude Testament

De dienaar van de Heer

Jesaja 41:8-13 vormt een kleine eenheid binnen Jesaja 41. De tekst begint als volgt:

8 Maar jou, Israël, mijn dienaar,
Jakob, die Ik uitgekozen heb,
nakomeling van Abraham, mijn vriend,
9 jou die Ik heb weggehaald van de einden der aarde,
die Ik van haar verste uithoeken terugriep –
jou zeg Ik: Jij bent mijn dienaar,
jou heb Ik uitgekozen, Ik heb je niet afgewezen.
10 Wees niet bang, want Ik ben bij je,
vrees niet, want Ik ben je God.
Ik zal je sterken, Ik zal je helpen,
je steunen met mijn bevrijdende rechterhand.

Hier wordt voor het eerst in Jesaja 40-55 de zo bekende dienaar van de Heer, ook wel de 'Knecht des Heren', aangesproken met naam en toenaam: Jij, Israël, jij, Jakob. De dienaar is hier dus beeldspraak voor 'het volk', waarmee vooral ieder bedoeld wordt die bereid is die rol van dienaar op zich te nemen. Tegenwoordig wordt ten onrechte vaak beweerd dat deze ‛dienaar’ in bijbelvertalingen vertaald moet worden als 'slaaf', maar in het Westsemitisch (waartoe ook het Hebreeuws behoort en het latere Aramees dat in Jezus’ dagen gesproken werd) heeft het woord ‛ebed een veel bredere betekenis dan het Griekse woord voor slaaf waarmee de 'dienaar van van JHWH' in het Nieuwe Testament wel vertaald wordt. Betere vertaling voor het Hebreeuwse ‛ebed zou zijn 'werker voor JHWH'. Het is een eretitel die daarom ook vaak als persoonsnaam wordt gebruikt, zoals de naam Obadja wel aangeeft, maar ook een hedendaagse naam als Abdulla.

Het volk in ballingschap klaagt dat het in de Godsverduistering terecht is gekomen. Zoals onder andere blijkt uit Jesaja 40:27 (‛Mijn weg blijft voor de HEER verborgen, mijn God heeft geen oog voor mijn recht’) en 49:14 (‛De HEER heeft mij verlaten, mijn Heer is mij vergeten’) en de vele klachten in het boek Klaagliederen. Niet voor niets wordt de situatie van de ballingschap ook telkens door de profeet beschreven als een dorre woestijn waarin niets meer groeit, en waarin geen geestelijk water meer te vinden is. Toch wordt al vanaf het begin van deze profetie in Jesaja 40, iedere balling in Babel opgeroepen om eerst zélf actie te ondernemen.  In Jesaja 41 krijgt degene die dat doet, hulp van God aangezegd. God pakt met zijn rechterhand het volk vast, die collectieve dienaar Jacob-Israël. Maar de tekst vervolgt met:

13 Want Ik ben de HEER, je God,
Ik neem je bij je rechterhand en zeg je:
Wees niet bang, Ik zal je helpen.

Hebreeuwse gedichten en parallellisme

Nu is de dichtvorm van Hebreeuwse teksten belangrijk. Zoals wij in gedichten rijmwoorden gebruiken, zo gebruikte men in bijbelse tijden parallelle woorden. Zoals woning en tent, hemel en aarde, gaan en lopen, arm en hand. We noemen dat synoniem parallellisme: er worden twee (of meer) woorden gebruikt die ongeveer hetzelfde betekenen. In het Psalmenboek zijn zulke synonieme parallellismen goed te zien, ook in onze Nederlandse bijbelvertalingen. Bijvoorbeeld Psalm 89:14:

14 Uw arm verricht grote daden,
krachtig is uw hand,
geheven uw rechterarm.

En Jesaja 48:13:

13 Eigenhandig heb Ik de aarde gegrondvest,
met mijn rechterhand de hemel ontvouwd.

Of ook woordherhalingen. Arm en arm, hand en hand, zoals bijvoorbeeld in Psalm 118:16:

16 de rechterhand van de HEER richt op,
de rechterhand van de HEER doet machtige daden.

In Jesaja 41 vormen verzen 10 en 13 elkaars parallel in de poëtische opbouw van de tekst. Er zit daardoor veel parallellisme en herhaling in (zie bijgaande kleurenstructuur). Het meest opvallend is de herhaling van de ‛rechterhand’. In vers 10 is het de rechterhand van God die de dienaar vasthoudt, en in vers 13 gaat het juist over de rechterhand van de dienaar zelf die door God wordt vastgehouden. Het parallellisme tekent hier het gebaar van twee figuren, God en de dienaar, die elkaar rechterhand vasthouden. Nu is het niet zo eenvoudig elkaars rechterhand vast te pakken zonder elkaar ook in de ogen te kijken.

Handen schudden

In recente commentaren wordt hier vaak een afbeelding bijgehaald van een koning die rechts naast een godheid loopt, terwijl deze godheid met de linkerhand om de nek van de koning heen de de rechterhand van de koning vastheeft. Zo’n ceremonie waarbij God de koning voorleidt is tot op heden niet bekend uit het oude Israël. Bovendien gaat het in die afbeelding om de linkerhand van de godheid en de rechter van de koning. In Jesaja 41:8 en 41:13 wordt echter het beeld geschetst van twee rechterhanden die elkaar vastpakken. Dat is een bekend oudoosters symbool van een verbondssluiting. In principe vergelijkbaar met het formele handen schudden zoals politici ook tegenwoordig nog vaak doen. Vaak wanneer er een gezamenlijke overeenkomst wordt gesloten. Door de woordherhaling van de rechterhand van de dienaar die vastgepakt wordt door de rechterhand van God laat de profeet zien dat in zijn visie het verbond tussen God en mensen niet verbroken is. De achtergrond van de tekst vormt de Babylonische ballingschap. De stad Jeruzalem was verwoest, waaronder de tempel en het paleis van de koning. De koning was weggevoerd naar Babel, maar ook veel Judeeërs. Zo was de gedachte ontstaan dat het volk niet meer Gods volk was, en het verbond verbroken was. De profeet ontkracht hier die visie. 

Dat hier in een gebaar van de twee handen die elkaar vastpakken eigenlijk de theologie van het verbond besloten is, blijkt ook uit andere verzen in 41:8-13. Zo begint het al met de uitspraak van God dat hij Israël/Jakob heeft uitgekozen (41:8). Maar ook de uitspraak dat God met zijn dienaar zal zijn (41:10) duidt op de verbondssluiting, evenals het gebruik van bezittelijke voornaamwoorden zoals ‛zijn dienaar’ (41:8, 9) en ‛jouw God’ (41:10). Het verwijst naar de bekende verbondsformule ‛ik zal jou tot een God zijn, en jullie zullen mij tot een volk zijn.’ Zulke verbondsformules zijn ook bekend van huwelijksceremonies, waarbij man en vrouw ook een verbond sloten met elkaar. Hosea 2:20-25 beschrijft het verbond met deze beeldspraak, waarbij de verbondsformule in vers 25 is gebruikt. Bovendien is er een opmerkelijke overeenkomst in taal tussen Jesaja 41:13 en Deuteronomium 31:6-9, waar Jozua als opvolger van Mozes wordt opgeroepen. Mozes spreekt dan eerst het volk toe: ‛Wees niet bang en laat u niet afschrikken, want het is de HEER, uw God, die met u meegaat. Hij zal niet van uw zijde wijken en u niet verlaten.’ Vervolgens herhaalt hij dit voor Jozua. Deze tekst staat zonder enige twijfel in het teken van het verbond gesloten tussen God en zijn volk (de uitdrukkelijke vermelding van de ark van het verbond in 31:9 onderstreept dit nog).

Het paneel dateert uit 846-845 B.C. (het 13e regeringsjaar van Salmanasser III). Het is tegenwoordig te zien in het Irak Museum in Bagdad. Credits: CC BY-SA 4.0.

Een mooie afbeelding (zie hierboven) van het schudden van de rechterhand bij een verbondssluiting is te vinden aan de voorzijde van het troonpodium van Salmanasser III (9e eeuw voor Christus) waarop Salmanasser III is te zien (rechts) die Marduk-zakir-shumi, de koning van Babylon, de rechterhand schudt, waarmee Salmanasser bevestigt dat hij de koning van Babylon zal steunen in de strijd tegen dienst rebelse broer.

Bij de Hettieten, in het gebied van Anatolië (Turkije), werden goden gerepresenteerd door symbolische of diervormige godenbeelden. Opmerkelijk nu is dat in de stad Tarammeka de weergod Tarhuna als volgt wordt beschreven: 'De godheid is een vuist van zilver van een gewicht van twintig shekel.'

Zilveren drinkbeker in de vorm van een vuist, van tijdens de regering van Tudhaliyas III, 1400-1380 B.C. Credits: CC-BY 2.0.

Zo'n zilveren vuist is daar ook echt gevonden (zie hierboven), en de tekst op deze zilveren vuist geeft aan dat deze werd gebruikt voor het brengen van een plengoffer. In feite pakte de koning – die zo'n offer bracht – dan als het ware de hand van de godheid vast en beeldde zo een soort verbondsgebaar uit: twee in elkaar grijpende handen. Ook in Hattusa (hoofdstad van Hettitische rijk) zijn zulke bekers in de vorm van een vuist gevonden.

Een bijbels voorbeeld van het schudden van de hand tussen mensen is te vinden in 2 Koningen 10:15, waar Jehu en Jonadab elkaar de hand schudden. Dit is ook uidelijk een gebaar van een gezamenlijke overeenkomst, die benadrukt wordt door de vraag van Jehu aan Jonadab: Is uw hart mij even oprecht toegedaan als mijn hart u? (in NBV21 vertaald als: Hebt u het goed met mij voor, zoals ik met u?).

Theologie in beeld

Het bijzondere van Jesaja 41:10-13 is dat daar te zien is hoe theologie niet alleen in woorden wordt beschreven, maar ook in beelden. Je moet zien wat er gebeurt. Als bijbellezers zullen we dus altijd ook bedacht moeten zijn op theologie die in symbolische handelingen voorkomt. Deze tekst is daarvan een van de voorbeelden.

Sculptuur van Tim Bates

Natuurlijk kunnen twee rechterhanden ook elkaar vastpakken in een meer helpend gebaar. Waarbij de ene hand (in dit geval de hand van God), de hand van de dienaar pakt om deze vast te grijpen en bij wijze van spreken uit de modder van ellende te trekken. Maar deze vorm van hulp en support door God is een afgeleide van de verbondssluiting. Een verbond houdt per definitie in dat de sterkere partij de zwakkere altijd te hulp zal komen in nood. Daarmee vormt het in Jesaja 41:10-13 beschreven gebaar ook een vertroostende gedachte, niet alleen voor hoorders van de profeet ten tijde van de ballingschap, maar ook voor bijbellezers van nu.

Verder lezen: