Heb je een vraag of goed idee voor het bijbelblog?

Het paradijs in Eden: een tempel met Adam als priester en Eva als priesteres?

11 oktober 2018

De eerste mens was een priester, zijn vrouw een priesteres en ze leefden in een paradijselijke tempeltuin. Deze gedachte is te vinden in het boek Zonen en dochters profeteren, een in 2016 verschenen publicatie over de rol van man en vrouw in de kerk. Hoewel ik toejuich dat zowel mannen als vrouwen ambten in de kerk bekleden, deed het beroep op Genesis 2-3 mij de wenkbrauwen fronsen. Waarom?

Robin ten Hoopen
Promovendus / PhD Candidate

Buikspreekpop

In Zonen en dochters profeteren bespreken de auteurs Bijbelpassages die licht kunnen werpen op de rol van man en vrouw in de kerk. Aan de hand van twee recente exegeses van Genesis 2-3 (van Gordon Wenham en John Walton) betogen de auteurs dat Adam en Eva als priester en priesteres actief waren in een tempeltuin. Dit heeft volgens de schrijvers gevolgen voor de reflectie op de rol van man en vrouw in de kerk (p.39). Hoewel ik die reflectie toejuich, wordt Genesis 2-3 hier mijns inziens als buikspreekpop gebruikt. Priesters waren mannelijk en niet vrouwelijk in het Oude Testament. Bovendien spreekt Genesis 2-3 met geen woord over cultus of priesters. Hoe zit dit precies? Was de paradijstuin een tempeltuin en waren Adam en Eva priesters?

Oude uitlegtradities

In een aantal joodse en christelijke teksten die de tuin van Eden beschrijven vinden we inderdaad een koppeling tussen de tuin van Eden en de tempel. Het meest expliciet komt zij voor in het boek Jubileeën, een hervertelling van Genesis en Exodus uit de 2e eeuw v. Chr. Hier wordt gesteld dat de tuin ‘het Heilige der Heilige is en de plek waar God woont’ (Jubileeën 8:19).

Hoewel over Eva als priesteres niets is te vinden, vinden we de idee dat Adam priester is bijvoorbeeld in de Rabbijnse literatuur. Er zijn dus zeker aanknopingspunten te vinden in de traditie voor de idee dat de tuin een tempeltuin was en Adam een priester. Het is echter de vraag of deze ideeën al aanwezig zijn in het boek Genesis zelf of beter als latere interpretaties kunnen worden gezien. Een nadere blik op Genesis 2-3 kan hierbij helpen.  

De tuin

Genesis 2-3 beschrijft hoe God de HEER een tuin aanlegt in het oosten, in Eden (Genesis 2:8). De locatie van Eden moet waarschijnlijk gezocht worden in de buurt van Armenië (Genesis 2:10-15). De tuin die God de HEER daar aanlegde is bekend geworden als ‘paradijs’. Dat is een term die teruggaat op een Medisch of Perzisch woord voor ‘ommuurde hof’, dat via de Griekse vertaling van het Oude Testament in ons spraakgebruik terecht is gekomen. In de Hebreeuwse tekst van Genesis gaat het echter over een tuin in Eden.

De term Eden betekent ‘vreugde’, ‘luxueus’ of ‘overvloed’. De tuin heeft dan ook alles van een ware lusthof. Rivieren bevloeien haar met opwellend water en er spruiten prachtige bomen met heerlijk voedsel op (Gen 2:9). In die tuin wordt de mens geplaatst (het Hebreeuwse ʾadam betekent mens) om haar te bewerken en te bewaken (2:15).

De locatie aan de bron van de rivieren (2:10), de vermelding dat God door de tuin wandelt (3:8) en de bijzondere bewakers, de cherubs (3:24), doen vermoeden dat de tuin Gods eigen tuin is. In het denken van de schrijvers verbleef God waarschijnlijk vlakbij op een berg. De tuin was zijn lusthof. Het beeld doet denken aan hoe Neo-Assyrische en Perzische heersers tuinen aanlegden vlakbij hun paleis (zie blogafbeelding). Eveneens is er grote gelijkenis met de wijngaard van de goden uit de Ugaritische literatuur (zie de blog van Marjo Korpel).

Afgescheiden en afgezonderd van de wereld, heeft zo’n tuin weinig van een groentetuintje, maar meer van een park waar je je gaat ontspannen. Zo’n tuin is een plek van vruchtbaarheid, orde en structuur, maar ook van verstilling en spiritualiteit. Juist omdat het Gods tuin is, kunnen we aannemen dat de tuin ook een bepaalde mate van heiligheid heeft. In het oudoosterse denken gaf juist de aanwezigheid van goden heiligheid aan een plek. Genesis 2-3 spreekt echter nergens expliciet over een tempel of priesters.

De connectie tussen tempel, priester en tuin

Als de tekst niets over tempels of priesters lijkt te zeggen, waar komt de idee dat Eden een tempel is dan vandaan? De verbinding tussen de tuin en een tempel lijkt ten eerste te zijn gebaseerd op de connectie tussen Jeruzalem (en haar tempel) en Eden in latere Bijbelse teksten. Zo verbinden passages uit het boek Jesaja Eden nadrukkelijk met Jeruzalem (o.a. Jesaja 51:3; 65:17-25). Daarnaast treffen we in enkele passages in Koningen en Kronieken de Jeruzalemse rivier de Gichon aan (o.a. 1 Koningen 1:33-45), een rivier met dezelfde naam als die in Genesis 2:13. Hoewel de rivier uit Genesis onmogelijk in Jeruzalem kan worden gelokaliseerd, zijn de rivieren wel met elkaar in verband gebracht. Ten slotte doet de beschrijving van de tempel van Salomo in 1 Koningen 6-8 denken aan die van de tuin in Eden. Op al deze manieren ontstaat er een intertextueel verband tussen Jeruzalem, haar tempel en Eden.

Hoewel deze latere traditie Jeruzalem en haar tempel verbindt met Eden, hoeven we hieruit niet te concluderen dat Eden in Jeruzalem lag. Het is eerder zo dat aspecten van Jeruzalem en de nieuwe tempel in ‘Eden-taal’ worden beschreven. Zo is het beloofde land van na de ballingschap als de tuin van Eden (Jesaja 51:3). In andere gevallen is er sprake van gedeelde symboliek. De overeenkomsten tussen de tempel van Salomo en de tuin van Eden zijn bijvoorbeeld niet uniek. Veel tempels in het oude Nabije Oosten gebruikten boomsymboliek en kenden wachters die doen denken aan cherubs.

Andere connecties tussen de tempel en de tuin van Eden zijn gevonden in het gedeelde gebruik van symboliek tussen Genesis 2-3 en cultische teksten. Zo zien sommige exegeten Adam als priester op basis van de connecties tussen de taak die de mens krijgt, het ‘bewerken en bewaken’ (Genesis 2:15), en de taakomschrijving van de Levieten waarin we dezelfde termen vinden (o.a. Numeri 18:5-6).
Deze verbindingen zijn echter niet overtuigend genoeg om te stellen dat Adam een priester is en de tuin een tempel. Adam is mijns inziens in de eerste plaats een tuinman, een rol die ook aan Neo-Assyrische koningen wordt toegeschreven. Hoewel het mogelijk is dat Adam ook een priesterlijke rol vervulde, zegt de tekst dat niet. Tevens roept de idee dat Adam priester was ook vragen op.  Priesters waren immers religieuze specialisten die tussen God en de mens instonden. Voor wie moest Adam dan bemiddelen en waarom?

De oudoosterse tempeltuin en de tuin van Eden

Een laatste reden om de tuin van Eden als tempel te zien gaat terug op de connecties tussen oudoosterse tempeltuinen en Genesis 2-3. Beide kennen rivieren, cherubs die iets bewaken en bomen met een bijzondere functie. Veel van deze gelijkenissen zijn echter ook te vinden tussen andere soorten tuinen en de tuin van Eden. Denk aan koningstuinen, numineuze tuinen (op de grens van de goddelijke en menselijke wereld), godentuinen en tuinen in afbeeldingen in Egyptische graven. Hoewel  veel tuinen in het oude Nabije Oosten als heilig gezien werden, betekent dit niet dat iedere tuin verbonden was met een cultus. Zo vinden we in numineuze tuinen en godentuinen wel verwijzingen naar de aanwezigheid van goden of het goddelijke, maar niet naar de cultus. Mijns inziens lijkt de tuin van Eden vooral op een koningstuin, een numineuze tuin of een godentuin. De belangrijkste overeenkomst met de tempeltuin, de aanwezigheid van godenbeelden of offers ontbreekt echter.

Conclusie

De tuin in Eden is in sommige latere uitlegtradities gekoppeld aan de tabernakel of de tempel. Dit betekent echter niet dat de tuin ook zelf een tempel is. Hoewel Adams rol als tuinman een priesterlijke taak zou kunnen inhouden, horen we daar niets over. We doen er dus wijs aan de rol van priester niet te veronderstellen in de tekst zelf. De connectie tussen de tuin, tempel en priesterschap is deel van een latere leestraditie. Deze traditie laat een verlangen zien om de latere tempel en het zo belangrijke priesterschap al te herkennen in Adam en de tuin. De connectie die de auteurs van Zonen en Dochters profeteren maken tussen Eva, de priesteres en de ambtsdrager is naar mijn menig zeer creatief, maar niet overtuigend. Mogelijk berust zij op een verkeerde lezing van het werk van John Walton (zie mijn weblog voor een uitgebreidere reactie). Hoewel de doordenking van de rol van man en vrouw van groot belang is, helpt Eva de priesteres ons daarin niet verder.

Lees deze passageVerder lezen? 

Cookies

We vinden het belangrijk om je daar goed over te informeren. Cookies helpen ons je ervaring op onze website te verbeteren. Functionele cookies dragen bij aan een soepel draaiende website. Analytische cookies bieden ons inzicht in hoe gebruikers de website gebruiken. Met marketing-cookies kunnen we je op basis van je websitebezoek gepersonaliseerde inhoud bieden.