Naar hoofdinhoud
De ingenomen standpunten zijn die van de auteur, niet per se die van de PThU.
Heb je een vraag of goed idee voor het bijbelblog?

Paulus over de wet: Radicaal anders of eigen-tijds?

13 november 2025

In het recent verschenen Nieuwe Testament met Joodse toelichtingen schrijft de Amerikaanse hoogleraar Jonathan Klawans: "Wanneer we het Nieuwe Testament proberen te begrijpen vanuit zijn Joodse achtergrond, is er bijna geen onderwerp dat zo controversieel, verwarrend en gecompliceerd is als 'de wet'." Voor christenen staat hier vooral op het spel wat Paulus bedoelt als hij in zijn brieven over de wet spreekt.

Universitair Hoofddocent Bijbelwetenschappen en Antiek Jodendom

In twee van zijn brieven (Romeinen en Galaten) plaats Paulus ‘wetswerken’ en 'vertrouwen’ tegenover elkaar. Enkel vertrouwen in Christus, zo stelt Paulus, geldt als grond voor rechtvaardiging (bijvoorbeeld in Galaten 2:14–16). Als gevolg hiervan is Paulus vaak gelezen als de apostel die het einde van de geldigheid van de Joodse wet verkondigde en zich daarmee buiten het Jodendom plaatste. 

Zo zwart-wit is het echter niet. In dit blog laat ik zien hoe Paulus’ spreken over de wet juist past binnen bredere discussies in het Jodendom van zijn tijd over de rol en betekenis van de wet. Dat doe ik door Paulus’ spreken over de wet te vergelijken met de manier waarop de term ‘werken der wet’ voorkomt in het geschrift Miqṣat Maʿaśê ha-Tôrâ (4QMMT; vertaald: ‘enige werken der wet’), dat gevonden is als onderdeel van de Dode Zeerollen. Handschriften van 4QMMT werden al in de jaren 50 van de 20ste eeuw ontdekt, maar het geschrift werd pas in de jaren 80 en 90 breder bekend vanwege de publicatie van de tekst. Daarbij werd al snel het belang van 4QMMT voor het Paulusonderzoek duidelijk: dit geschrift gebruikt op verschillende punten in de tekst de term ‘werken der wet.’ Dit lijkt sterk op Paulus’ ‘wetswerken’ en verder komt dit nergens in deze vorm voor in de antiek-Joodse literatuur.

‘Werken der wet’ in 4QMMT

Het geschrift 4QMMT bestaat uit verschillende delen. Voor ons zijn vooral delen B en C belangrijk. Deel B lijkt een verslag te zijn van discussies over de Joodse wet tussen verschillende Joodse groepen. De verschillende visies van deze groepen worden tot uiting gebracht door formuleringen zoals ‘wij menen X,’ ‘jullie menen Y’ of ‘zij menen Z.’ Het C-deel van 4QMMT bevat de slotwoorden van het geschrift.

De term ‘werken der wet’ komt voor in Lees deze passagedeze slotwoorden:

[26] Wij hebben u [27] enige van de werken der Wet (miqṣat maʿaśê hat-torâ) geschreven, zoals wij (daarover) denken ten goede van u en uw volk. Want wij zien [28] bij u schranderheid en kennis van de Wet. Let op al deze (dingen) en vraag van Hem dat Hij [29] uw raad recht make en verre van u were kwade intrige en Belialsoverleg, [30] opdat gij u moogt verheugen aan het einde van de tijd door te ontdekken dat deze enige van onze regels gegrond zijn. [31] Het zal u als gerechtigheid worden toegerekend, wanneer gij doet wat recht en goed is voor zijn aangezicht, ten goede van u [32] en Israël.(Bron: 4QMMT C26-32)

 Op basis van deze passage is niet direct duidelijk wat ‘werken der wet’ precies zijn. In deel B (4QMMT B1) komt echter de uitdrukking ‘enige van onze regels’ voor, die ook hier (C30) wordt gebruikt. De grammaticale constructie is hetzelfde als in C27, maar in B1 en C30 wordt het Hebreeuwse woord dābār (‘woord, regel’) gebruikt in plaats van maʿaśeh (‘werk’). Door de vergelijkbare constructie waarin ze gebruikt worden, lijken ‘regel’ en ‘werk’ synoniemen van elkaar te zijn. De ‘werken der wet’ in C27 verwijzen daarom waarschijnlijk terug naar de ‘regels’ in B1. Aangezien in het B-deel van 4QMMT reinheidswetten en cultische voorschriften centraal staan, ligt het voor de hand dat ‘werken der wet’ in C27 ook naar dergelijke voorschriften verwijst.

 ‘Werken der wet’ in Galaten en Romeinen

Paulus gebruikt de term ‘wetswerken’ (erga nomou) in twee van zijn brieven: Galaten en Romeinen (zie Gal 2:16; 3:2, 5, 10; Rom 3:20, 28). Een belangrijke passage is Galaten 2:15–16, waar de uitdrukking niet minder dan drie keer voorkomt:

Hoewel wij Joden van geboorte zijn en geen zondaars uit andere volken, weten we dat iemand niet rechtvaardig verklaard wordt door de wet na te leven (ex ergōn nomou), maar door geloof in Jezus Christus. Daarom stellen ook wij ons vertrouwen in Christus Jezus, opdat wij rechtvaardig verklaard worden door het geloof in Hem en niet door het naleven van de wet (ex ergōn nomou). Want geen mens wordt rechtvaardig verklaard door de wet na te leven (ex ergōn nomou).(Bron: NBV21)

Om deze passage te begrijpen is de context van belang. Voorafgaand aan deze verzen beschrijft Paulus hoe hij naar Jeruzalem trok met zijn niet-Joodse reisgenoot Titus. Na de aankomst van Paulus, Barnabas en Titus in Jeruzalem zijn de broeders in Jeruzalem het erover eens dat Titus, hoewel hij Paulus vergezelt op zijn reizen, niet besneden hoeft te worden (Gal 2:1–10). Deze houding staat haaks, zo gaat Paulus verder, op Kefas’ gedrag. Kefas "at altijd mee met de niet-Joden" (Gal 2:12), maar zonderde zich af toen afgezanten van Jakobus zich in Antiochië meldden. Paulus bekritiseert Kefas wegens het opleggen van Joodse regels aan niet-Joden, terwijl hij zelf deze regels ook niet consequent naleeft (Gal 2:11–14).

Het feit dat de geciteerde passage direct volgt op Paulus’ conflict met Kefas laat zien dat de term ‘wetswerken’ in de Galatenbrief als deel van deze discussie moet worden gezien. Paulus’ punt is hier niet dat het naleven van de wet heeft afgedaan, of van weinig belang is, maar dat het volgen van Joodse gebruiken geen voorwaarde is om deel te krijgen aan de gemeenschap met de God van Israël. Wanneer bepaalde ‘schijnbroeders’ het volgen van de Joodse wet als voorwaarde stellen voor toetreding tot de Jezusbeweging, dwalen zij (Gal 2:4). Met zijn gebruik van de term ‘werken der wet’ heeft Paulus dus een specifiek doel voor ogen. Het is bedoeld om de argumenten van tegenstanders te weerleggen,  die menen dat het iedereen die zich bij de Jezus-beweging aansluit een Joodse levensstijl moet volgen.

Een ets van Petrus en Paulus uit een catacombe. Het chi-rho-symbool bevat de eerste twee letters van de Griekse naam Christus (Χριστός). Credits: Anonymous, World History Encyclopedia.

In Romeinen uit Paulus grotendeels dezelfde gedachte als in Galaten. De context is wel anders: in de Romeinenbrief is geen sprake van ‘schijnbroeders’ die Joodse gebruiken aan niet-Joodse Jezusvolgers willen opleggen. Wel bespreekt hij de verhouding tussen Joden en niet-Joden in de Jezusbeweging. Opnieuw maakt Paulus zijn punt dat geen mens door wetswerken rechtvaardig wordt (Rom 3:19–20), maar enkel door vertrouwen (Rom 3:27–31). Opnieuw is dit geen pleidooi om de wet af te schaffen of om het belang ervan te ontkennen. Als teken van hun relatie met God dienen Joodse Jezusvolgers de wet gewoon te houden. De wet kan alleen niet als voorwaarde voor opname in de Jezusbeweging gelden. In zowel Galaten als Romeinen gebruikt Paulus dus de term ‘wetswerken’ om de voorwaarden van het samen optrekken van Joden en niet-Joden in de Jezusbeweging te verhelderen. Paulus’ woorden betekenen niet dat de wet aan geldigheid heeft ingeboet, wel dat Paulus de rol van de wet theologisch beschouwt: zij is teken van, geen voorwaarde voor opname in de gemeenschap rond de God van Israël.

Paulus, Joods denker over de wet

Dat brengt ons tot de vraag hoe 4QMMT en Paulus’ brieven zich tot elkaar verhouden. Het lijkt mij onwaarschijnlijk dat de schrijvers van elkaars werk op de hoogte waren.  De termen ‘werken der wet’ (in 4QMMT) en ‘wetswerken’ (in Paulus) lijken weliswaar sterk op elkaar, maar worden in heel verschillende contexten gebruikt. In de Qumrantekst gaat het over meningsverschillen rondom cultus en reinheid tussen ten minste twee Joodse groepen. Paulus heeft het daarentegen over de bestaansgrond van de nieuwe beweging van Jezusvolgers, waarin Joden en niet-Joden samenkomen. De vraag in 4QMMT is eerder: wat is het juiste om te doen? Terwijl Paulus zich bezighoudt met de vraag: wat is de rol van Joodse gebruiken en voorschriften binnen de gemengd Joodse-niet-Joodse Jezusbeweging?

Het gebruik van vergelijkbare termen in 4QMMT en Paulus’ brieven laat daarom zien dat Paulus in zijn denken aansloot bij discussies die veel breder gevoerd werden in het antieke Jodendom. De wet was veelvuldig onderwerp van dit soort discussies. Er leefden allerlei visies op de rol van de wet, en die visies waren ook bepalend voor hoe Joodse groepen zichzelf zagen. Een belangrijk discussiepunt was bijvoorbeeld de vraag: hoe konden de aartsvaders, die leefden voordat God de wet aan Mozes gaf, toch rechtvaardig voor God leven? Paulus sluit bij deze discussies aan door ook Abraham een centrale plaats te geven in zijn betoog. Voor Paulus laat Abraham zien dat de wet geen voorwaarde is voor rechtvaardig leven, maar een teken is van het behoren tot Gods volk.

Paulus was, al met al, een voluit Joods denker over de wet. Zijn visie op de wet sluit aan bij discussies in zijn tijd die ook uit andere antiek-Joodse bronnen bekend zijn. Wanneer Paulus het over de wet heeft, wil hij dus niet het belang van de wet ontkennen of de Jezusbeweging losmaken van zijn Joodse context. Integendeel: hij wilde juist dat joden en niet-joden niets in de weg werd gelegd om samen een hechte gemeenschap te vormen.

Dit Bijbelblog is een bewerking en inkorting van een artikel in Met Andere Woorden: Bärry Hartog, ‘Paulus als Joodse denker over de wet: “Werken der wet” in 4QMMT, Galaten en Romeinen,’ MAW 44 (2025): 49–58.

Bronnen

  • J. Klawans, ‘De wet’ in: A.-J. Levine en M.Z. Brettler (red.), Nieuwe Testament met Joodse toelichtingen, Haarlem 2024, 737-741, zie 737.
  • F. García Martinez, M. Popović en A.S. van der Woude, De rollen van de Dode Zee, Baarn 2013.