‘Mijn koninkrijk is niet van deze wereld’ – en toch hebben christenen gezamenlijk een politieke roeping
In deze tijden van actievoeren, campagne en verkiezingen hoor je sommige christenen wel eens opmerken dat wij ons beter op andere, geestelijke zaken kunnen richten. Zei Jezus zelf niet: ‘Mijn koninkrijk is niet van deze wereld’? En zeker, dat staat zo in de Bijbel, in Johannes 18:36 om precies te zijn. Maar wat betekenen deze woorden, uitgesproken tijdens Jezus’ proces, tegenover de Romeinse gouverneur Pilatus? Heeft Jezus' koninkrijk niet veel meer met deze wereld en haar politiek te maken dan we vaak denken?
Het Evangelie van Johannes wordt vaak tegenover de andere, de zogeheten ‘synoptische’ evangeliën in de Bijbel geplaatst. Johannes wordt dan neergezet als een evangelie met een ‘gerealiseerde eschatologie’. In andere woorden: de toekomst van God is volgens Johannes al werkelijkheid geworden in de gemeenschap van Christus-volgers. Nu al kunnen christenen ‘in Jezus’ zijn (hogepriesterlijk gebed), het levend water drinken (vrouw bij de put), ‘van boven’ geboren worden en deel zijn van een geestelijk koninkrijk (Nicodemus).
Een niet-politiek evangelie?
Bovendien lijkt de auteur van Johannes niet echt bezorgd te zijn over onderdrukking door de Romeinen. Tenminste, vergeleken met de andere evangelisten. Aardse macht en politiek lijkt de Bijbelschrijver niet echt bezig te houden. Dat komt juist door de focus op de werkelijkheid van de ‘laatste dingen’ in het hier-en-nu, zo is de gedachte. Immers, als elke christen al leeft met het ‘hoofd in de wolken’, dan is wat er op de grond gebeurt minder belangrijk. Johannes is daarmee voor veel Bijbelwetenschappers vooral een spiritueel en individueel evangelie en daarin passen prachtig die woorden van Jezus: ‘mijn koninkrijk is niet van deze wereld’. Laat Caesar hier maar koning spelen, Jezus sticht een hemels rijk, nu al toegankelijk voor ieder die in Hem gelooft.
Maar klopt dit wel? Is de theologie van dit evangelie wel zo spiritueel, individueel en niet-politiek van aard? Johannes is ook het Bijbelboek dat opent met het Woord dat ‘vlees/mens’ werd (Jh 1:14), dat wil zeggen, ‘lichamelijk’, ‘menselijk’ en ‘aards’. We lezen verderop ook de bekende woorden ‘zo lief had God de wereld’ (Jh 3:16). En, voor wie met Bijbelwetenschap bekend is, is dit juist het evangelie waarbij wordt gedacht dat het ontstaan is binnen een specifieke gemeenschap van vroege christenen, de ‘Johanneïsche gemeenschap’ (zoals voorgesteld door Martin, 1968). Wat betekent zo’n focus op lichaam, wereld en gemeenschap dan voor Johannes’ spreken over Gods koninkrijk?
De heerser over deze wereld
Laten we nader kijken naar een paar teksten waarin deze ‘wereld’, haar ‘heerser’ en het ‘koninkrijk van God/Jezus’ ter sprake komen. De term ‘heerser van de(ze) wereld’ komt drie keer voor in het Evangelie van Johannes (12:31; 14:30; 16:11). Deze heerser wordt, volgens Johannes 12:36, ‘uit de wereld geworpen’. Vaak wordt gedacht dat hier Satan of de duivel wordt aangeduid. De term ‘heerser’ is op zichzelf neutraal: het kan voor menselijke, goddelijke of demonische heersers worden gebruikt. In andere Bijbelboeken lezen we hoe Satan ‘uit de hemel valt’ (Lk 10:18) en ‘op aarde wordt geworpen’ (Op 12:9). Maar dat past niet bij het beeld dat Johannes neerzet: daar wordt deze heerser juist uit de wereld gegooid. Om wie zou het dan nog meer kunnen gaan?
Er zijn goede redenen om te vermoeden dat Johannes het met deze woorden over het Romeinse Rijk en de Romeinse keizer had. In Johannes 14:30 stelt Jezus ‘Ik zal niet lang meer met jullie spreken, want de heerser over deze wereld komt eraan. Hij heeft geen macht over mij.’ Verderop, tijdens het verhoor door Pilatus, stelt Jezus: ‘U heeft geen macht over mij, tenzij het u van boven zou worden gegeven.’ (Jh 19:11) Op basis van deze overeenkomst stelt Geurt Henk van Kooten (2018) dat de “heerser over deze wereld” verwijst naar de Romeinse autoriteiten, waarbij het hun beperkte macht tegenover de hemelse autoriteit benadrukt (171-172).
Toch betekent dit volgens Van Kooten niet dat Jezus een politieke tegenstander van Rome is: zijn koninkrijk is ‘niet-politiek’ van aard. De aardse machthebbers zijn gewoon niet belangrijk, niet relevant, zoals ook de dood niet relevant is voor wie al in het koninkrijk leven dat ‘niet van hier’ is (173-174). Op dit punt is het goed nog eens te kijken naar wat Johannes’ Jezus daar precies mee wil zeggen. Want misschien is deze uitspraak en dat koninkrijk ‘politieker’ van aard dan we op het eerste gezicht denken.
Koninkrijk en wereld
Het koninkrijk van God is in het Johannesevangelie minder duidelijk een thema dan in de andere evangeliën in onze Bijbel. Het komt in twee passages voor. Als eerste in het gesprek met Nicodemus, als Jezus benadrukt dat wie niet ‘van boven’ geboren wordt dit koninkrijk niet kan zien en dat wie niet uit water en Geest geboren is dat koninkrijk niet kan ingaan. En dan pas weer richting het einde, als Jezus moet verschijnen voor Pilatus.
Jezus doet de uitspraak dat zijn rijk ‘niet van deze wereld’ is tegenover Pilatus (Jh 18:36 en 19:11). Juist daarom denken velen dat hij hiermee wil zeggen dat zijn koninkrijk/koningschap (beide vertalingen van hetzelfde woord) geen bedreiging vormt voor de macht van Rome. Dat lijkt ook te passen bij wat volgt:
Jezus antwoordde: ‘Mijn koningschap hoort niet bij (ek) deze wereld. Als mijn koningschap bij (ek) deze wereld hoorde, zouden mijn dienaren wel gevochten hebben om te voorkomen dat Ik aan de Joden werd uitgeleverd. Maar mijn koninkrijk is niet van hier (enteuthen).’(Bron: Johannes 18:36, NBV21)
Het voorzetsel ‘van’ (in het Grieks, ek), duidt een oorsprong, een afkomst aan, net als het laatste woord, ‘van hier’. Daarom vertaalt de NBV21 hier dat Jezus’ koningschap niet ‘bij deze wereld hoort’: de oorsprong geeft aan waar iets voor staat, door welke principes iets wordt bepaald. Jezus zegt eigenlijk, ‘mijn koningschap heeft zijn oorsprong in een andere wereld.’ Dat zegt dus niets over de vraag of dat rijk al dan niet in deze wereld bestaat of zich tegen deze wereld en haar heersers aan bemoeit. Vechtend verzet wordt hier uitgesloten. Maar de tekst zegt bijvoorbeeld niets over niet-gewelddadige manieren om in deze wereld de machthebbers uit te dagen.
Prefiguratie: de nieuwe wereld uitdagend ‘in het voren leven’
Hoe moeten we ons dat soort vormen van verzet voorstellen? Veel vormen van geweldloos verzet, in verleden en heden, weten zich geïnspireerd door een ideale, andere wereld. Het doel van deze zogeheten ‘prefiguratieve’ bewegingen is om die ideale wereld al vorm te geven door nu al te leven volgens de idealen en wetten van die toekomstige wereld (o.a. Van de Sande 2023, Sierksma-Agteres 2025). Bekende recente voorbeelden zijn de Occupy-beweging en de Arabische Lente protesten. De gemeenschappen en bewegingen die zo leven, bouwen daarmee een nieuwe wereld ‘in de schil van de oude’ (Leach, 2023). Dit is echter niet apolitiek, of ongevaarlijk voor wie de macht heeft: het doel is juist zo de legitimiteit van de bestaande orde te ondermijnen (Wolfe, 2012). Pas als je ziet hoe het ook kan, valt op dat wat onvermijdelijk en allesomvattend leek ook maar een menselijk, tijdelijk systeem is. Zo’n prefiguratieve gemeenschap plaatst een houdbaarheidsdatum op een imperium.
Zien we iets van die vorm van verzet dan ook bij Jezus in Johannes? Als Pilates hem vraagt of hij een koning is, zet Jezus zichzelf neer als een ‘getuige van de waarheid’ (Jh 18:36). Waarheid duidt in Joodse apocalyptische teksten als 1 Henoch en Daniël de onthulling van de hemelse werkelijkheid aan. Dat is ook de rol die Jezus’ volgelingen volgens dit evangelie moeten aannemen: zij zijn geroepen om in hun leven, in hun doen en laten en samenzijn, te laten zien hoe het hemelse koninkrijk van hun Heer eruitziet. Dit ‘getuigen’ betekent daarmee ook dat bestaande machtsstructuren, met al hun normen en waarden, worden uitgedaagd.
Pilates lijkt de dreiging van Jezus’ koninkrijk eerst niet in te zien en denkt aan vrijspraak. De Joodse menigte die bij het proces aanwezig is waarschuwt echter dat Jezus’ claims hem tot concurrent van de keizer maken (Jh 19:12). Rond de kruisiging ontstaat er een verschil van mening over de tekst die op het kruis is bevestigd (Jh 19:19): is ‘koning van de Joden’ een loze, maar gevaarlijke claim (zoals de Joodse leiders menen) of een kloppende, maar voor Rome ongevaarlijke titel (zoals Pilates meent)? Johannes laat beide perspectieven naast elkaar staan: het is aan zijn lezer om de conclusie te trekken hoe echt en hoe concurrerend Jezus’ rijk is.
Naar de wereld toe
Een koninkrijk dat niet ‘vanuit’ deze wereld is, is namelijk wel een koninkrijk dat ‘in’ deze wereld komt, of ‘ernaartoe’ beweegt. Dat voorzetsel, ‘naartoe’ (eis), speelt ook bij Johannes een belangrijke rol. Jezus wordt al aan het begin geïntroduceerd als ‘het ware licht, dat ieder mens verlicht en naar (eis) de wereld kwam’ (Jh 1:9). Dit verschil tussen ek en eis wordt prachtig duidelijk in Jezus’ gebed voor zijn leerlingen:
Ik vraag niet of U hen uit (ek) de wereld weg wilt nemen, maar of U hen wilt beschermen tegen (ek) hem die het kwaad zelf is. Ze horen niet bij (ek) de wereld, zoals Ik niet bij (ek) de wereld hoor. Heilig hen dan door de waarheid. Uw woord is de waarheid. Ik zend hen naar (eis) de wereld, zoals U Mij naar (eis) de wereld hebt gezonden.(Bron: Johannes 17:15-18)
Jezus’ leerlingen zijn, net als hun Heer, niet ‘uit’ de wereld, in die zin dat ze niet leven naar de maatstaven van deze wereld. Maar ze zijn wel degelijk op die wereld betrokken, want net als Jezus ‘naar’ de wereld werd gezonden, zo zendt hij zijn leerlingen. En dat heeft wel degelijk ook politieke consequenties. Als kleine gemeenschappen zijn kerken en andere christelijke gemeenschappen bij uitstek de plaats waar we experimenteren met de politiek van het koninkrijk hierboven. Als groep laten we in levensstijl, liturgie en omgang met elkaar en de wereld zien hoe het óók kan.
De toekomst is er al
Als we het belang van het ‘naartoe’ en de spanning die ontstaat met de huidige ‘heersers van de wereld’ bij Johannes gaan zien, is het best merkwaardig dat het vierde evangelie door velen als een heel geestelijk, individueel en apolitiek evangelie wordt gezien. Johannes opent met het Woord dat naar de aarde komt, dat een lichaam aanneemt. Jezus verbond zich ten volle aan materie, aan alle aspecten van mens-zijn, en bracht een sociaal-politieke beweging op gang die gevoelige politieke aanspraken deed. Johannes schreef 60 tot 70 jaar later zijn evangelie te midden van of met het oog op zo’n concrete gemeenschap van Jezus-volgelingen. Volgelingen van Jezus zijn volgens Johannes dan ook geen geesten die de hemel verkondigend over de aarde zweven. Zij zijn geroepen naar de wereld toe, om samen, in echte gemeenschappen, het eeuwig leven voor te leven.
Zo’n manier van leven betekent, in de taal van prefiguratief denken, het ‘bouwen aan een nieuwe wereld in de schil van de oude’, zodat bestaande machtsstructuren hun legitimiteit en daarmee hun claims op mensenlevens verliezen. Het Johannesevangelie weerspiegelt zo de spanning, die zich in de eerste eeuw ontwikkelt tussen de jonge Jezusbeweging en Rome’s imperialisme. Misschien kan het ook ons inspireren om het ‘eeuwig leven’ gezamenlijk voor te leven aan de samenleving. Hoe gaat de gemeenschap waar jij bij hoort om met wie aan de zijlijn staan? En met geld, tijd, aandacht, sociale media, techniek? Welke stemmen versterken we in een kerkelijke samenkomst? Durven wij structureel onrecht te benoemen? Johannes laat zien: de toekomst van God, die is er al. Of, in de woorden van een Occupy-protestant: ‘The movement is the message!’