Naar hoofdinhoud
De ingenomen standpunten zijn die van de auteur, niet per se die van de PThU.
Heb je een vraag of goed idee voor het bijbelblog?

Grote Verzoendag en wij

2 oktober 2025

Op een wisselende datum eind september of begin oktober is het Jom Kippoer, oftewel Grote Verzoendag. De Bijbel beschrijft een uitvoerig ritueel dat op die dag uitgevoerd moet worden. Voor joden gaat het nog steeds om een heel belangrijke dag. Waarom gaat die dag aan de meeste christenen ongemerkt voorbij? 

Universitair docent Oude Testament

We beginnen bij het Oude Testament. Daar komt vaak de gedachte voor dat de verhouding met God door de mensen verstoord is. Hoe kan er weer een goede verstandhouding met God ontstaan? Dat kan dankzij de rituelen van de “Verzoendag”, een term die voorkomt in Leviticus 23:27-28 en 25:9. Maar de meeste informatie over die dag is te vinden in Leviticus 16. Daar wordt duidelijk dat het gaat om “de tiende dag van de zevende maand” (16:29, 34), een dag in het najaar. Verzoening met God is volgens dat hoofdstuk alleen mogelijk als een aantal rituelen dan op de juiste manier uitgevoerd wordt. De gedachte is dat de rituelen voorgeschreven zijn door God zelf. 

Leviticus 16 begint met een verwijzing naar de dood van Nadab en Abihu, twee zonen van hogepriester Aäron. Volgens een eerder verhaal (Lev. 10:1-7) waren zij gestorven omdat ze zich juist niet aan de voorschriften hielden: toen ze een keer een reukoffer brachten, gebruikten ze vuur dat niet afkomstig was van het altaar bij het heiligdom. Naar die dramatische gebeurtenis wordt nu verwezen om iets duidelijk te maken: als de priesters dichtbij God komen, lopen ze grote risico’s als ze zich niet aan de richtlijnen houden (zie Lev. 16:2, 13: “anders sterft hij”). Het luistert kennelijk nauw. 

Bloed reinigt het heiligdom 

Leviticus 16 bevat gedetailleerde instructies voor Aäron en de latere hogepriesters. Het doel van het ritueel is om onreinheid en zonde weg te nemen en de goede verstandhouding met God te herstellen. Alleen op deze speciale dag ging de hogepriester binnen in de heiligste ruimte van de ontmoetingstent en later van de tempel in Jeruzalem, de plek waar de ark stond en waar God aanwezig was. Niemand anders mocht die ruimte ooit betreden.  

Model van de tempel van Salomo, ca. 950 BC. Credits: SalemOptix, CC BY-SA 4.0.

Omdat de hogepriester niet fundamenteel anders was dan andere mensen, moest hij eerst zelf in de juiste verhouding tot God komen te staan. Hij moest zich wassen en in linnen kleding een offer brengen voor zichzelf en zijn familie: een stier als “reinigingsoffer” (NBV21; oudere vertalingen: “zondoffer”), waarvan hij het bloed moest opvangen om het te rond te spatten in de heilige ruimte met de ark achter in het heiligdom, in het iets minder heilige deel van het heiligdom daarvóór, en ten slotte op het brandofferaltaar in de open lucht vóór het heiligdom. Daarnaast slachtte de hogepriester een bok als reinigingsoffer voor het volk. Het bloed van die bok spatte hij op dezelfde plaatsen als het bloed van de stier. Zo ontdeed hij het heiligdom van cultische onreinheid, die te maken had met de overtredingen van het volk (16:16). Verder offerde de hogepriester twee rammen, eentje voor zichzelf en zijn familie en een andere voor het volk. 

Weg met de zonden 

Daarnaast bestond er nog een opmerkelijk ritueel waarin niet het verwijderen van onreinheid maar het verwijderen van de zonden van het volk centraal stond: de hogepriester legde na een schuldbelijdenis alle zonden van het volk op een bok die men de woestijn in stuurde voor “Azazel” (16:8, 10, 21-22). Het is de vraag om wie of wat het bij die “Azazel” gaat. Het zou de naam van een demon kunnen zijn. In elk geval was de gedachte dat de begane zonden letterlijk verwijderd werden en geen obstakel meer konden vormen in de omgang tussen God en het volk. In het Nederlandse gebruiken we het woord “zondebok” voor iemand die – meestal onterecht – de schuld krijgt. Dat woord is ontleend aan dit bijbelse ritueel. 

Inkeer 

Al met al ging het bij alle onderdelen van het ritueel van de Grote Verzoendag dus om het herstel van de gewenste verhouding met God. Daarbij werd van het volk gevraagd dat het de hele dag niet werkte en dat het tot inkeer kwam en vastte (16:29-31; zie ook 23:26-32). Het ging dus om een belangrijke religieuze dag, die aan niemand onopgemerkt voorbijging. Dat was uiteraard bekend in Syrië en Egypte. Daarom vielen deze vijanden Israël in 1973 juist op Jom Kippoer aan. 

Aluf Sade Interchange nabij Ramat Gan op Jom Kippoer

Joden nu 

In het hedendaagse jodendom is Jom Kippoer nog steeds een belangrijke vastendag, ook al kunnen de verzoeningsrituelen sinds de verwoesting van de tempel in 70 na Chr. niet meer uitgevoerd worden. In zijn boek over Leviticus beschrijft de bekende rabbijn Jonathan Sacks hoe joden de Grote Verzoendag invullen als een dag van inkeer en terugkeer naar God. Hij citeert daar met instemming de volgende passage uit het werk van de bekende joodse geleerde Maimonides (1138-1204): 

In de huidige tijd, waarin de tempel niet meer bestaat en we niet langer een altaar voor verzoening hebben, blijft er niets over dan inkeer en omkeer. Dat verzoent alle overtredingen.(Bron: Misjneh Tora, Hilchot Tesjoevah 1:3)

Christenen 

Dat christenen geen Grote Verzoendag hebben heeft alles te maken met de Brief aan Hebreeën uit het Nieuwe Testament. Volgens die brief leidde de offercultus niet tot de volmaaktheid die God eigenlijk wil. Dat geldt ook voor de rituelen op de Grote Verzoendag (zie Hebr. 9:7-8). De cultus was dan wel door God ingesteld (8:5) en leidde terecht tot zondebesef, maar het ritueel nam de zonde niet definitief weg (10:3-4, 11).  

Jezus 

In de Brief aan de Hebreeën wordt Jezus aangeduid als Hogepriester. De tegenstelling tussen de ware Hogepriester Christus en de oude priestercultus wordt als volgt uitgewerkt (9:11-15, 23-26): Christus ging niet binnen in een aards heiligdom, maar in het ware, hemelse heiligdom; Hij bracht geen verzoening met het bloed van dieren, maar met zijn eigen bloed; Hij hoefde ook niet eerst offers voor zichzelf te brengen, zoals de aardse hogepriesters, omdat Hij vrij was van onreinheid en zonde; en in plaats van offers die steeds weer herhaald moesten worden offerde Hij zichzelf als een eenmalig, definitief offer. Zulke gedachten zijn kenmerkend voor deze brief en komen ook in eerdere en latere passages voor (zie bijv. 7:26-28 en 8:1-2, 5). Dankzij Christus maakt het tijdelijke en onvolmaakte (7:11, 19) plaats voor iets beters: een verlossing die niet beperkt en tijdelijk maar eeuwig en alomvattend is (9:12, 15), een radicale verandering ten goede in de gelovigen zelf die er volgens de brief eerder nog niet kon zijn (9:9 en 10:1), een definitieve verwijdering van de zonde (9:26) en nota bene vrije toegang tot God (10:19-22). 

Terecht? 

De Brief aan de Hebreeën ziet het ritueel van de Grote Verzoendag zeker niet als iets verkeerds, maar wel als iets voorlopigs en als iets beperkts. Dat oordeel kan de brief niet afleiden uit het Oude Testament. Het gaat om een visie die voortkomt uit het geloof dat Jezus Christus iets nieuws, iets groters brengt. Om die reden ziet de brief het ritueel van de Grote Verzoendag als ontoereikend. 

Is het oordeel van de Brief aan de Hebreeën over het ritueel van de Grote Verzoendag wel terecht? Leviticus 16 gaat er toch van uit dat de zonden van het volk daadwerkelijk verwijderd worden door ze op de bok voor Azazel te leggen en die bok de woestijn in te sturen? Het is toch ook een dag waarop de zonden beleden worden en waarop het volk tot inkeer moet komen? En bij echte inkeer hoort toch het voornemen om niet meer dezelfde fouten te maken? 

Toch beweert de Brief aan de Hebreeën dat de oudtestamentische cultus niet volmaakt was. Er wordt daarvoor verwezen naar het Oude Testament zelf: in Jeremia 31:31-34 (geciteerd in Hebr. 8:8-12 en 10:16-17) is de verwachting dat het volk pas dankzij een nieuw verbond zal beantwoorden aan Gods bedoelingen; en Psalm 40:7-9 (geciteerd in Hebr. 10:5-9) slaat het verlangen om Gods wil te doen hoger aan dan het brengen van offers. Allebei die teksten uit het Oude Testament geven aan dat het moet gaan om een verandering van mentaliteit en om de wil om God te dienen. Wat dat betreft lijkt de Brief aan de Hebreeën een punt te hebben: door alleen de verzoeningsrituelen uit te voeren wordt de juiste verhouding met God niet hersteld. Het is als bij het biechten in de katholieke traditie: als de wil er niet is om fouten te vermijden, is het doel van het biechten niet bereikt. Waar joden en christenen het over eens zijn is dat echt berouw moet leiden tot oprechte omkeer. 

In 2025 valt Grote Verzoendag op donderdag 2 oktober. Over de manieren waarop joden de Grote Verzoendag doorbrengen schreef collega Lieve Teugels eerder al een paar blogs, in 2017 en in 2019

Literatuur:

  • Jonathan Sacks, Leviticus, boek van het heilige, Skandalon 2020, pp. 245-250.