Naar hoofdinhoud
De ingenomen standpunten zijn die van de auteur, niet per se die van de PThU.
Heb je een vraag of goed idee voor het bijbelblog?

De macht van de tong

18 september 2025

Woorden hebben macht over leven en dood, wie zijn tong koestert, plukt daarvan de vruchten (Spreuken 18:21).

Emeritus Hoogleraar

Volgens belangrijke joodse tradities is kwaadspreken over een ander – de zogenaamde lasjon ha-ra, letterlijk 'tong van het kwaad' – een van de grootste zonden. In de Talmoed Arachin 15b staat daarover bijvoorbeeld het volgende: 

Rabbi Jochanan zei uit naam van rabbi Jose ben Zimra: Eenieder die laster verspreidt, gaat als het ware voorbij aan de essentie (van het geloof in God), zoals gezegd is (Psalm 12:5) “[Heer, snijd hun valse tongen af, snoer de monden vol grootspraak] die zeggen: Met onze tong zijn we sterk, onze mond helpt ons, wie is heer over ons?” En rabbi Jose ben Zimra zei: “Eenieder die lasjon ha-ra verspreidt zal leprazweren krijgen, zoals gezegd is ‘wie heimelijk een vriend belastert leg ik het zwijgen op’” (Psalm 101:5a)

En even verderop op dezelfde Talmoedpagina stellen de wijzen dat lasjon ha-ra in feite drie partijen schaadt (letterlijk staat daar: 'doodt'): degene die spreekt, degene over wie gesproken wordt en degene die luistert. Het wordt dus gezien als een zeer ernstige zonde. 

Wat is lasjon ha-ra? 

Lasjon ha-ra verwijst naar het in diskrediet brengen van een ander zonder dat daar een rechtvaardige reden voor is. Het begrip is nauw verbonden met rechiloet (roddel) en motzi sjem ra (kwaadsprekerij), maar onderscheidt zich daarvan doordat het niet per se om leugens gaat. Zelfs als het beweerde waar is, maar wordt verteld om iemand schade toe te brengen, is het toch verboden. Een voorbeeld daarvan is de rabbijnse motivering van de melaatsheid van Mirjam (Numeri 12:10). Volgens de rabbijnen is haar melaatsheid een straf voor haar kritiek op het huwelijk van Mozes met een buitenlandse vrouw en voor het gebrek aan respect voor Mozes dat daarin tot uiting komt. Haar opmerkingen over Mozes waren weliswaar niet onwaar, maar ook niet zinvol, want het betrof een voldongen feit. Wat voegden deze negatieve woorden dan nog toe? In het rabbijnse commentaar Midrasj Numeri Rabba 7:5 wordt dit verhaal daarom gebruikt om uit te leggen dat lasjon ha-ra één van de elf oorzaken van melaatsheid is. Vandaar ook de uitspraak van rabbi Jose ben Zimra in het hierboven aangehaalde Talmoedcitaat.

Bijbelse bronnen 

De wortels van het verbod op lasjon ha-ra liggen in Tenach. De belangrijkste bron is Leviticus 19:16a, waar staat “Je zult geen lasteraar zijn onder je volksgenoten.” De context hier is die van onpartijdige rechtspraak: laster vormt een belemmering voor rechtvaardig oordelen. Het noemen van irrelevante negatieve zaken over de aanklager of de aangeklaagde kan de rechter in zijn oordeel beïnvloeden. Laster kan ook een boemerangeffect hebben, Spreuken 13:3 zegt daarover: “Wie zijn tong in toom houdt waakt over zichzelf, wie zijn lippen hun gang laat gaan, stort zichzelf in het verderf.” Dat is waarover de Talmoed zegt dat het ook de lasteraar zelf schaadt.  

Om het bewustzijn te vergroten van alle schade die lasjon ha-ra aanricht is Psalm 141:3 een veel aangehaald vers “Zet een wacht voor mijn mond, Heer, een post voor de deur van mijn lippen.” 

De spirituele dimensie

We noemden al de Talmoedische observatie dat lasjon ha-ra in feite drie partijen schaadt: degene die spreekt, degene over wie gesproken wordt en degene die luistert. Maar er is nog een andere, meer spirituele dimensie aan dit geheel. De invloedrijke Joodse denker rabbi Israël Meïr Kagan (Rusland/Polen, 1838–1933) benadrukte dat kwaadspreken niet alleen sociale schade aanricht, maar ook de relatie met God schaadt. Hij wijdde een boek aan dit onderwerp met de titel Chafets Chaim, naar de eerste woorden van Psalm 34: “Wie is de mens die het leven begeert?” Daarin beschreef hij dat lasjon ha-ra niet alleen de relaties tussen mensen onderling beschadigt, maar ook de relatie tussen de mens en God. De mens is geschapen naar Gods beeld en gelijkenis. Wie een ander belastert, beledigt daarmee zo ook diens Maker. Daarom worden er zulke hoge morele eisen gesteld aan het spreken. Lasjon ha-ra is niet alleen een morele overtreding, maar ook als het ware een spirituele ziekte. Het corrumpeert het karakter van de spreker, bezoedelt de reputatie van het slachtoffer, verstoort de gemeenschap en werpt een smet op Gods eer. 

Ook voor christenen? 

De grondleggers van het christendom waren joods en de Hebreeuwse Bijbel is opgenomen in de christelijke canon. De regels van de Tora gaan dus ook christenen aan. Hoewel het Nieuwe Testament geen letterlijk equivalent kent van het begrip lasjon ha-ra, komt het idee erachter wel voor. Jezus waarschuwt bijvoorbeeld in Matteüs 12:36–37 dat de mens op basis van zijn woorden door God beoordeeld zal worden “Ik zeg u, van elk nutteloos woord dat mensen spreken, zullen ze op de dag van het oordeel rekenschap moeten afleggen. Want op grond van je woorden zul je worden vrijgesproken, en op grond van je woorden zul je worden veroordeeld.” En de auteur van 1 Petrus 3:10–11 schrijft: “Wie het leven liefheeft en goede jaren wil genieten, laat hij zijn tong behoeden voor het kwaad en zijn lippen voor woorden van bedrog, laat hij het kwaad mijden en doen wat goed is, laat hij naar vrede streven en die najagen.” Hij citeert daarbij uit Psalm 34:13–17, woorden die ook in het jodendom vaak worden geciteerd in verband met het verbod op lasjon ha-ra. Jakobus gaat nog iets verder. In het derde hoofdstuk van zijn brief gaat hij uitvoerig in op de vernietigende potentie van de tong. Opvallend daarbij is dat hij net als later rabbi Kagan in zijn Chafets Chaim ook de spirituele consequenties bespreekt door erop te wijzen dat door kwaadspreken over een medemens ook God wordt belasterd. In Jakobus 3:9–10 verwoordt hij dat als volgt: “Met onze tong zegenen we onze Heer en Vader, en we vervloeken er mensen mee die God heeft geschapen als zijn evenbeeld. Uit dezelfde mond klinkt zegen en vervloeking. Dat kan toch niet goed zijn, broeders en zusters?” 

Hoe dan? 

De tekst uit Leviticus 19 waar het verbod op is gebaseerd gaat als volgt verder: 

Wees niet haatdragend. Als je iemand iets te verwijten hebt, roep hem dan ter verantwoording en laad niet omwille van een ander schuld op je, Blijf geen wraakzucht of wrok koesteren, maar heb je naaste lief als jezelf. Ik ben de Heer. 

Dit is een tijdloze en wijze raad. Ze herinnert ons eraan dat woorden macht hebben, en dat het koesteren van haat of wrok niet alleen anderen schaadt, maar ook onszelf en zelfs een belediging vormt voor de Schepper. Onze samenleving – in het groot en in het klein – zou er ongetwijfeld bij winnen als we onze tong beter in bedwang houden, bewuster spreken en ons richten op begrip en respect voor elkaar. Eeuwen later blijft deze boodschap onverminderd relevant en inspirerend.