In memoriam: Herman Noordegraaf (1951-2025)
Op 18 november 2025 overleed Herman Noordegraaf op de leeftijd van 74 jaar. Van 1998-2018 was hij onderzoeker, docent en bijzonder hoogleraar Diaconaat aan de Protestantse Theologische Universiteit. Hij was al geruime tijd ongeneeslijk ziek, maar omdat de ziekte relatief lang stabiel was, kreeg hij gelegenheid om nog te boeken af te ronden, artikelen te schrijven en lezingen te verzorgen. Daardoor komt zijn overlijden voor velen toch onverwacht.
Dienstbaar aan de naaste
Hij had ook nog plannen, zoals eind november spreken bij de onthulling van het naambord van Gijs van Veldhuizenlaan in Rotterdam. Over Van Veldhuizen, predikant in Kralingen en Crooswijk, die velen thuis bezocht en tal van diaconale activiteiten hielp ontwikkelen, had hij in 2023 nog een prachtige biografie geschreven (‘Op de straathoek’). Binnen de kerken, de oecumene in het landelijke diaconale veld en ook in het internationale onderzoeksnetwerk op het terrein van het diaconaat kreeg Herman Noordegraaf bekendheid vanwege zijn niet aflatende inzet om de dienst aan de naaste in nood, barmhartigheid én de profetische roep om gerechtigheid, te laten behoren, naast vieren en leren, tot de kerndimensies van het kerk-zijn. Ook in zijn colleges aan toekomstige predikanten en geestelijke verzorgers aan de PThU liet hij telkens zien dat diaconaat er helemaal bij hoort en principieel gelijkwaardig is aan andere functies van het kerkzijn. Daarbij was hij, mede op Bijbelse gronden, diep overtuigd van de waardigheid (het “recht op rechten”, Hannah Arendt) van elk mens, ongeacht afkomst, sekse, leeftijd, beperking of sociale positie.
Betrokken
Herman Noordegraaf werd op 2 januari 1951 in Schiedam geboren en groeide op in een gezin met vier kinderen. Zijn hele leven is hij in Schiedam blijven wonen. Zijn vader was, zoals dat heette, randkerkelijk. Zijn moeder was heel gelovig en ging frequent naar de kerk. Herman werd in zijn middelbare schooljaren actief in de jeugdkerk, waarvan hij meteen voorzitter werd. Ook leidde hij de jeugdclub. Vanaf die jaren bleef hij kerkelijk zeer betrokken, ook veel later nog geruime tijd als voorzitter van de kerkenraad van de Grote Kerk van Schiedam. Omdat hij als kind al sterke interesse had in geschiedenis, overwoog hij om na de HBS geschiedenis te gaan studeren in Leiden. Hij zag zich echter als leraar geschiedenis geen orde houden (“te soft”, zei hij). Het werd sociologie, ook omdat het daarbij ging om ontwikkelingen in de huidige maatschappij. Hij behield wel levenslang een sterke historische belangstelling. Ik kom daar hieronder op terug.
Verantwoordelijkheid
Vanaf 1968 studeerde Herman sociologie in Leiden, precies in de jaren van de grote maatschappelijke veranderingen en de zg. democratisering. Het was ook het jaar van de assemblée van de Wereldraad van Kerken in Uppsala en hij werd geraakt door de rapporten. Zijn engagement werd sterk gevormd door de sociale ethiek uit de oecumene. In 1972 werd het rapport van de Club van Rome gepubliceerd, dat in de wereld veel aandacht kreeg. Het formuleerde de noodzaak van begrenzing van groei, juist met oog op welzijn van allen. Het maakte op Herman grote indruk. Inzichten uit dit rapport, maar ook het denken van zijn latere vriend, econoom en cultuurfilosoof Bob Goudzwaard, brachten hem tot het inzicht dat het westerse vooruitgangsdenken weliswaar materiële welvaartsgroei mogelijk heeft gemaakt, maar mede door technologische ontwikkeling tal van schaduwzijden kent op ecologisch vlak en ook op sociaal vlak. De samenleving kent een fundamentele scheefgroei door de nadruk op ‘meer en meer’. Na het bereiken van welvaart moeten de zorgsector, onderwijs en cultuur, maar ook het tegengaan van uitsluiting en armoede prioriteit krijgen boven groei. Met zijn grote besef van verantwoordelijkheid werd Herman Noordegraaf ook al op jonge leeftijd politiek actief. In 1970 werd hij lid van de nieuwe politieke partij PPR en een jaar later voorzitter van wat toen Aksiesentrum heette van de PPR-Schiedam.
In 1973 begon hij, tegelijk met het laatste jaar van zijn studie sociologie, aan de studie theologie in Leiden. Zijn belangstelling voor het christelijk geloof als bron van engagement met de samenleving bracht hem tot deze studiekeuze. Een existentiële, diepgewortelde geloofsovertuiging verdiepte zich dat wij verantwoordelijk zijn voor het fatsoenlijke beheer van de aarde, ons inzetten voor mensen die leven in armoede, en verantwoordelijkheid dragen voor toekomstige generaties. In 1977, nog tijdens zijn studie theologie, werd hij in Schiedam verkozen tot gemeenteraadslid voor de PPR. Hij was toen 26 jaar oud. In 1986 stelde hij zich niet meer verkiesbaar.
Luisteren
Na zijn studie theologie was Herman Noordegraaf werkzaam in diverse functies binnen de Nederlandse Hervormde Kerk en de oecumene op het terrein van kerk en samenleving, onder andere als consulent voor kerk en samenleving op het toenmalige provinciale kerkelijke bureau van de Nederlandse Hervormde kerk in Zuid-Holland, nota bene in Schiedam. Hier maakte hij mee hoe in de Rijnmond duizenden mensen die in de scheepsbouw werkten werkloos werden. In het project ‘Baanloos waardeloos?’ werden mensen thuis opgezocht. Hun verhalen werden ingebracht in miniconferenties in de Rijnmond, waarover vervolgens werd gepubliceerd. In de jaren 80 werd deze benadering ook toegepast met betrekking tot armoede en sociale uitsluiting. In plaats van iets organiseren vóór mensen werd het van belang om ontmoetingen mét hen op te zetten, bijvoorbeeld tussen kerkvrouwen en vrouwen met een bijstandsuitkering, die natuurlijk ook lid van de kerk konden zijn. Deze werkwijze werd het uitgangspunt van het netwerk ‘Arme kant van Nederland’, waarin Noordegraaf eveneens een actieve rol vervulde. Hij schreef erover in meerdere publicaties. Mede hierdoor kwam armoede op de politieke agenda. Hij hield dit inzicht vast toen vele jaren later Oekraïners naar Schiedam kwamen. Niet iets voor hen organiseren, maar eerst naar hen toegaan, luisteren naar hun verhaal en hun behoeften.
Bezinnen
In latere jaren werd hij werd medewerker van de Raad voor de Zaken van Overheid en Samenleving (ROS) vanwege de Nederlandse Hervormde Kerk, secretaris van de Sectie Sociale Vragen van de Raad van Kerken in Nederland en hij werd hoofd van het Multidisciplinair Centrum voor Kerk en Samenleving (MCKS). Daarbij werkte hij nauw samen met prof. Mady Thung, de sociologe die het MCKS samen met de econoom Harry de Lange (aan wie Greetje Witte-Rang later haar proefschrift wijdde) had opgezet. Het centrum bestond van 1981-1998 als studiecentrum en denktank. Het MCKS bracht in studiegroepen en beraden bètawetenschappers, theologen, sociologen en economen bijeen om zich vanuit het evangelie grondig te bezinnen op de ontwikkelingen en problemen in de samenleving. Meerdere publicaties zagen het licht, onder andere over moreel beraad. In 1989 was hij ook lid geworden van de PvdA en langere tijd voorzitter van het Trefpunt PvdA en Levensovertuiging, evenals van de Banningvereniging.
Promotie
In de tweede helft van de jaren 70 besloot hij om zich te wijden aan de documentatie van het christen-socialisme in Nederland. Niet met veel pretenties, stelde hij later, qua theorievorming, maar vooral om deze beweging te documenteren. Toch mondde het in 1994 uit in een proefschrift Niet met de wapenen der barbaren. Het christen-socialisme van Bart de Ligt, waarop hij promoveerde in Leiden. Promotor was prof. Han Adriaanse. Hij kon hierin ook zijn grote kennis delen over anarchisme, antimilitarisme en socialisme. Later bleef hij hierover meerdere artikelen schrijven, onder andere over de Bond van Christen-Socialisten en over diverse 'rooie dominees', zoals ze wel werden genoemd. Ook publiceerde hij hierover in het anarchistische tijdschriftje ‘De As’. Hij bleef overigens altijd uiterst kritisch over het communisme en ‘Christenen voor het socialisme.’
Actief
Vanaf 1998 werkte Herman Noordegraaf als post-doc onderzoeker op het terrein van het diaconaat en later als universitair docent aan de Kerkelijke Opleiding van de Nederlandse Hervormde Kerk, aanvankelijk in Utrecht, naderhand bij de PThU-vestiging Leiden. Hij werd daarmee de eerste voltijds docent diaconaat in Nederland, een erkenning voor hem maar ook voor het belang van de diaconaatwetenschap. In deze positie kreeg hij de ruimte om ook in internationaal verband lezingen houden en onderzoek doen. Hij werd bestuurslid van de internationale vereniging van diaconiewetenschappers, redactielid van het internationale wetenschappelijk tijdschrift ‘Diaconia. Journal for the Study of Christian Social Practice’ en lid van de Raad van Advies voor de Interdiaconale academie voor Midden- en Oost-Europa. Hij vervulde in die jaren daarnaast meerdere onbetaalde functies op het terrein van kerk en samenleving, zoals het voorzitterschap van de Sectie Sociale Vragen van de Raad van Kerken, van het Diaconaal Beraad van de SoW-kerken en was bestuurslid van DISK (het landelijk orgaan voor het arbeidspastoraat) en adviseur van de Federatie van Diaconieën. Ook verzorgde hij diaconale lezingen, onder andere op Landelijke Diaconale Dagen.
Diaconaat
Hij was ook voorzitter van de oecumenische Diaconale Studiekring. Vanuit deze Studiekring werd het initiatief genomen tot het grote handboek ‘Barmhartigheid en gerechtigheid’ (2004), waarvan hij mederedacteur en medeschrijver was. Noordegraaf schreef artikelen en zeer uitvoerige literatuurberichten diaconaat in het tijdschrift ‘Praktische Theologie’, later ‘Handelingen’. Vanaf 1 september 2007 werd hij, naast zijn docentschap, bijzonder hoogleraar diaconaat aan de PThU vanwege Stichting Rotterdam. Op 25 april 2008 hield hij zijn oratie Voor wie nemen wij de hoed af? Enige gedachten over diaconiewetenschap, vanwege de verbouwing van het Academiegebouw in het poortgebouw van het UMC-Leiden. Hij stelde hierin onder andere dat er uit de bijbel geen blauwdruk is af te leiden voor diaconaal handelen, maar dat er wel fundamentele gezichtspunten (meta-diaconale concepten) zijn te vinden, die richtinggevend zijn voor dit handelen: de waardigheid van elke menselijke persoon (‘geschapen naar Gods beeld”), de voorrangsoptie van de armen en andere noodlijdenden en de zorg voor de schepping. Het vraagt om waarnemen van mensen in nood, verbonden met compassie, geraakt worden en zich betrokken weten. En er is het verlangen naar en de inzet voor een wereld waarin armoede en geweld er niet meer zullen zijn. Die nieuwe wereld lijkt een onmogelijk ideaal, maar het komt voort uit het vertrouwen in Gods belofte van een aarde waarop gerechtigheid zal wonen. Hij eindigde zijn oratie met de woorden: “God lof dat er mensen zijn die soep uitdelen (om met het Leger des Heils te spreken: soup, soap and salvation), dat er mensen zijn die met noodlijdenden optrekken en dat er mensen zijn in kerk, politiek en samenleving die zich sterk maken om armoede en sociale uitsluiting te bestrijden.”
Onderzoek
In zijn onderzoek onderscheidde hij, elkaar overlappende, centrale sociale kwesties: de vragen van uitsluiting en (nieuwe) armoede, de ontwikkelingen op het terrein van de zorg en de vragen van de multiculturele samenleving. Hij probeerde sociaal-economische, technologische en culturele ontwikkelingen te beschrijven, onderzoek te doen naar de diaconale inzet op deze drie terreinen en ook hoe diaconaat, in een sterk krimpende en verouderende kerk, eruit zou kunnen zien. Met het oog op dit laatste bracht hij met verve naar voren dat er nog altijd mogelijkheden zijn, ook financieel, om een diaconale infrastructuur met beroepskrachten en vrijwilligers in stand te houden. Als een beroepskracht, stelde hij, zijn of haar werk goed doet, trekt dat nieuwe en vaak ook jonge vrijwilligers aan. Ook liet hij zien, dat een bovenlokale structuur nodig is om lokaal kleine diaconieën en diaconale groepen te blijven stimuleren. Hij dacht sterk in termen van kerkopbouw. Je moet nadenken, zei hij vaak, wat kan het best op welk niveau gebeuren. Hij wees hierbij ook op de diaconale centra in de steden en deed daar ook onderzoek naar. Ook het armoedeonderzoek samen met diaconieën werd om de paar jaar herhaald.
Historische studies
Hierboven schreef ik ook over zijn levenslange historische belangstelling, maar het was meer dan dat. Ik schreef al over zijn documenteren van het christen-socialisme en zijn proefschrift over Bart de Ligt. Hij schreef als historicus vele, vaak zeer gedetailleerde lemmata over predikanten en theologen voor het Biografisch Lexicon voor de Geschiedenis van het Nederlandse Protestantisme. Hij publiceerde gedurende vele jaren circa tien biografieën, klein maar zeer nauwkeurig (A. R. de Jong, Eldering, Van den Bergh van Eisinga e.a.) en talloze artikelen. Ook zat hij jarenlang in de redactie van DNK (Documentatieblad Nederlandse Kerkgeschiedenis). De historische studies deed hij in zijn eigen tijd, zei hij altijd, maar hij leverde een belangrijke wetenschappelijke bijdrage aan de geschiedschrijving.
Staande ovatie
Vanaf 2012 doceerde Herman Noordegraaf als docent én hoogleraar aan de PThU-vestigingen Amsterdam en Groningen. Hij redigeerde ook het tweede en derde handboek diaconiewetenschap Diaconie in beweging (2011) en Diaconaal doen doordacht (2018). Verder publiceerde hij onder meer Kerk en Wmo. Terugblik en perspectief (2012), Zorgzame kerk. Kerkzijn in een participatie-samenleving (2015 en 2016) en Bouwen aan diaconaat in Amsterdam (2018). Uiteindelijk ontstond gedurende de jaren een indrukwekkende reeks publicaties. Als promotor begeleidde hij diverse promovendi, zoals co-promotor bij Lútzen Miedema (2005), eerste promotor bij Bert Roor, Heilzame presentie (2018), Hans de Waal, Diaconaat en ouderen (2021) en bij Rienke Vedders-Dekker, Hoe kostbaar is een kwetsbaar mens (2024). Samen met Hans de Wit (VU) was hij promotor van het onderzoek van Carlos Ham, Empowering Diakonia (2015). Ook was hij als promotor betrokken bij historische proefschriften, o. a. Greetje Witte-Rang, Geen recht de moed te verliezen (2008), Marie-Anne Harder, Albertinus van der Heide 1872-1953 (2011), en als co-promotor of lid van de beoordelingscommissie bij nog meer historische proefschriften. Op 11 juni 2018 was er te zijner ere een afscheidssymposium in Amsterdam, waar onder anderen Erik Borgman, Paula Irik en René de Reuver het woord voerden. Hij kreeg een mooi kunstwerk gemaakt door Aat Veldhoen. En er was een lange staande ovatie, die hem verlegen maakte … Hij werd enige tijd later aan de PThU opgevolgd door twee mensen, die zijn passie delen, dr. Erica Meijers, universitair hoofddocent en prof. Thijs Tromp, hoogleraar diaconaat.
Schiedam
Ten slotte in dit In Memoriam nog één punt. Herman Noordegraaf woonde zijn hele leven in Schiedam en ook tijdens zijn studie in Leiden bleef hij spoorstudent. Hij reisde vanuit Schiedam voor zijn vele lezingen in het noorden of oosten of zuiden van Nederland, en naar elke uithoek van het land, altijd met het openbaar vervoer. Later keek hij een keer met één van zijn kleinkinderen naar de kaart met stations en hij kon aanwijzen, dat hij op elk station was geweest, met uitzondering van Roodeschool-Eemshaven omdat dat nog niet bestond… Altijd reisde hij weer terug naar Schiedam, ook naar het huis waar hij woonde samen met Julia zijn vrouw en met dichtbij huis zijn kinderen en kleinkinderen. Schiedam was zijn leven. Het frappante was, gedurende de vele jaren waarin ik hem ontmoette, in bijna ieder gesprek, wanneer we over iemand spraken of bij een bepaald onderwerp, kon hij wel een link leggen met Schiedam. We moesten er altijd om lachen. Hij publiceerde ook over de geschiedenis van zijn stad, o.a. over de inloophuizen en eerder, met Bas van Boschove en Louis Ser, over Schiedam tijdens de oorlogsjaren. Hij schreef ook, rond de 100-jarige gedenkdag van zijn sterfdatum, mooi over predikant Francois Haverschmidt, bekend als de dichter Piet Paaltjens, in Schiedam.
Thuisgekomen
Op de rouwkaart staat het silhouet van Schiedam. Daar was hij thuis, zoals één van de meest bescheiden en allervriendelijkste mensen op deze wereld nu thuis is gekomen bij de Eeuwige, die ook aan hem heeft beloofd dat hij deelgenoot zal zijn van Gods nieuwe wereld waarin gerechtigheid woont.
Henk de Roest