Naar hoofdinhoud

Wat blijft er over van de mens als alles God is?

15 juli 2025

Wat betekent het om mens te zijn in een wereld waarin alles met het goddelijke samenvalt? Met die vraag hielden internationale filosofen en theologen zich bezig tijdens een workshop aan de Protestantse Theologische Universiteit op 19 juni. De bijeenkomst ging over een diepe spanning in de Duitse filosofie rond 1800: hoe kunnen we denken over de menselijke persoon binnen een pantheïstisch wereldbeeld – een visie waarin alles één is met God?

De filosofische bom die pantheïsme heette

De workshop begon met een historisch perspectief. Ariën Voogt (PThU) schetste hoe in de jaren 1780 een felle intellectuele strijd losbarstte, bekend als de pantheïsmestrijd. De aanleiding was een opmerking van de filosoof Friedrich Jacobi. Hij beweerde dat de bekende schrijver en denker Lessing een pantheïst was geweest – iemand die geloofde dat God niet los van de wereld bestaat, maar ermee samenvalt.

Jacobi zag daar een groot gevaar in. Als alles God is, wat blijft er dan over van de individuele mens, van vrijheid en morele verantwoordelijkheid? Zijn waarschuwing veroorzaakte opschudding, maar werkte ook als een prikkel. Filosofen en schrijvers als Goethe, Schelling en Hegel keerden zich niet van het pantheïsme af, maar omarmden het juist. Zij spraken van hen kai pan:  God is één en alles.

Dat leidde tot een fundamentele vraag: kun je als mens nog een uniek persoon zijn in een systeem waarin alles opgaat in een goddelijke eenheid?

Geen ik, toch uniek?

Een centraal thema in de workshop was de rol van zelfopgave in het pantheïstisch denken. In veel van deze systemen wordt de mens opgeroepen zichzelf los te laten, om zich open te stellen voor het grotere geheel. Sommige pantheïstische denkers spreken zelfs van zelfvernietiging: het opgeven van een afgebakende eigen wil om deel te worden van een groter, goddelijk verband.

Kirill Chepurin (ICI Berlijn) beschreef hoe dit bij de filosoof Schelling leidt tot wat hij noemde ‘onpersoonlijk heldendom’: een moedige bereidheid om jezelf als individu los te laten, om zo op te gaan in een noodzakelijke, goddelijke orde.

Ook bij Fichte zien we iets vergelijkbaars: daar moet de mens zijn persoonlijke verlangens overstijgen om volledig dienstbaar te zijn aan de morele wet. Het doel is het ego overstijgen en het worden van een zuiver instrument van het goede.

Toch ontstaat hier een boeiende paradox. Zoals Jelscha Schmid (Universiteit Heidelberg) en Ariën Voogt lieten zien, leidt deze zelfopgave niet tot verlies van individualiteit, maar tot de ontdekking van een hogere vorm daarvan. Je vindt jezelf terug op een dieper niveau. Schmid formuleerde het treffend: "Je moet niemand worden om iemand te zijn."

Uniek zijn in een eenheid

Niet alle denkers gingen mee in de pantheïstische beweging. Paul Ziche (Universiteit Utrecht) liet zien hoe Jacobi juist het belang van het persoonlijke benadrukte. Hij schreef op een unieke manier – met uitroepen, poëzie en citaten – als een bewuste breuk met het systematische, afstandelijke denken van zijn tijd. Voor Jacobi was de menselijke ervaring geen optelsom van redelijke stappen, maar iets levends, iets wat niet in logica paste.

Tegelijkertijd wees Vittorio Alves (KU Leuven) op een nuance binnen het pantheïsme. In de filosofie van Schelling, zo stelde hij, is ruimte voor perspectivisme: het idee dat ieder mens een uniek gezichtspunt vertegenwoordigt. Het individu hoeft niet te verdwijnen, maar wordt juist een unieke wijze waarop het goddelijke zich toont. Het persoonlijke wordt zo geen obstakel, maar een venster op het geheel.

Is er plaats voor het kwaad?

Een tweede grote thematiek was het kwaad. In een wereld waarin alles één is met het goddelijke, lijkt er geen plaats voor kwaad. Vanuit het perspectief van het geheel is alles noodzakelijk en goed. Maar wat betekent dat voor onze ervaring van lijden, onrecht en schuld?

Chepurin liet zien dat Schelling ook moreel kwaad opneemt in zijn eenheidsdenken. Zoals we wilde dieren bewonderen ondanks het leed dat ze kunnen veroorzaken, zo moeten we volgens Schelling ook het kwaad in de mens zien als een uitdrukking van een natuurlijke plek in de goddelijke orde.

Maar dat roept prikkelende vragen op: moeten we alles accepteren wat gebeurt, omdat het onderdeel is van een goddelijk geheel? Waar blijft dan de menselijke verantwoordelijkheid, het verzet tegen onrecht? Juist hier wordt zichtbaar hoe actueel deze oude vragen zijn.

Joodse mystiek als inspiratie voor Duitse denkers

Een bijzondere bijdrage kwam van Paul Franks (Yale), die liet zien hoe ideeën uit de joodse mystiek – met name de kabbala – invloed hadden op Duitse denkers. Hij sprak over tsimtsum, het mystieke idee dat God zichzelf terugtrekt om ruimte te maken voor de mens.

Dit gedachtegoed bood inspiratie aan filosofen als Schelling, die worstelden met de vraag hoe een oneindige God zich tot de eindige mens verhoudt. Het liet zien dat niet alleen de klassieke filosofie en theologie, maar ook mystieke tradities vruchtbare denkrichtingen bieden in deze zoektocht.

De mens in de hedendaagse verbonden wereld

De workshop maakte duidelijk hoe actueel deze thema’s nog steeds zijn. In onze tijd staan mensen opnieuw voor de vraag hoe zij zichzelf kunnen blijven binnen grote systemen: ecologisch, sociaal en technologisch. Wat gebeurt er met de menselijke persoon in een wereld die steeds meer als één geheel wordt ervaren?

De denkers uit de Duitse pantheïsmestrijd boden geen pasklare antwoorden, maar wel waardevolle inzichten. Ze lieten zien dat zelfopgave niet altijd verlies betekent, en dat verbondenheid met het geheel ook nieuwe vormen van persoonlijke roeping kan onthullen. Die gedachte resoneert nog altijd.