“Soms moet je ook radicaal zijn”
Het is niet eenvoudig om zowel uitgesproken christelijk als maatschappelijk relevant te zijn. Je intuïtie volgen in zaken van goed en kwaad leidt niet altijd tot de beste bondgenoten, en wie blijft meebewegen verliest zijn eigenheid. Dat laat de Duitse theoloog Alfred Dedo Müller zien, die in de jaren dertig de dialoog probeerde aan te gaan met het nazisme en daarin spectaculair faalde. Vandaag promoveert Dick Schinkelshoek op zijn onderzoek naar deze theoloog.
Niet fout, wel zwak
Voor wie geïnspireerd is door Dietrich Bonhoeffers fatale strijd tegen het Derde Rijk, is de biografie van Alfred Dedo Müller ronduit anticlimactisch. Hij leefde in een tijd van grote polarisatie. In de jaren dertig in Duitsland had je het gevoel dat je wel móést kiezen: links of rechts, communist of nazi. Müller had in eerste instantie op beide nog wel wat aan te merken, maar toen de nazi’s in 1933 aan de macht kwamen, was hij ineens een stuk positiever. Hitler zou de kerk wel weer eens in het middelpunt van de samenleving kunnen zetten, gezien de maatregelen die hij nam, zoals het verbieden van bepaalde films. Müller bleef de dialoog zoeken met het nazisme – tot de beruchte Kristallnacht in 1938. Daarna hield hij tot het eind van de Tweede Wereldoorlog zijn mond over politiek. “Hij was niet fout, maar hij was te zwak,” zegt Dick Schinkelshoek. “Hij was geen held. Dat raakte mij enorm: ik weet zelf ook niet hoe ik in zo’n situatie zou reageren.”
Verstandig? Of naïef?
Dick zet Müller in een bepaalde categorie mensen. “Je hebt in ethische discussies de radicalen, mensen die heel overtuigd zijn van hun standpunten. Dan heb je de meelopers, die vind ik nooit zo interessant. En dan is er een categorie die ik ‘de verstandigen’ zou noemen: mensen van het ‘enerzijds, anderzijds’, niet te uitgesproken, de verbinders. Müller was zo’n type.” Hij bewoog daarin in eerste instantie ver met de nazi’s mee. Zo was hij het met hen eens dat je mensen met erfelijke ziekten gedwongen mocht steriliseren om te voorkomen dat nieuwe mensen met die ziekten worden geboren. Maar hij trok een streep bij het actief doden van dit en ander ‘minderwaardig leven’. “Ik denk dan: had hij die streep niet een paar stapjes eerder moeten zetten?” Het lijkt met de kennis van nu behoorlijk naïef om toenadering te blijven zoeken tot de nazi’s. “Ja, hij was naïef. In de zin zoals verstandige mensen naïef zijn, namelijk door te denken dat andere mensen ook wel verstandig zullen zijn: ‘als ik met goede argumenten kom, zal jij ook wel inzien dat dit niet goed is.’ Maar heel veel mensen denken niet rationeel, en zeker het nazisme was iets van de onderbuik. Müller geloofde ook heel erg in de kracht van het christelijke verhaal. Hij was ervan overtuigd: als ik het nou heel goed uitleg, dan gaan nazi's of communisten denken ‘ja, zo moet ik het doen’. En als ze dat niet doen, heb ik het nog niet goed genoeg uitgelegd. Dat heeft wel een naïeve kant, maar aan de andere kant is het ook een geloof in de redelijkheid van mensen. Hij is eigenlijk een heel tragische figuur.”
Uit de loopgraven
De wens om te verbinden is op zich niet verkeerd, vindt Dick, zeker in de huidige gepolariseerde wereld. Hij ziet genoeg parallellen met de jaren dertig: ook nu schieten mensen op elkaar vanuit hun eigen loopgraven. Ook nu vinden christenen die maatschappelijk relevant willen zijn bondgenoten in rechts-populistische hoek. Daarin schuilt gevaar: “Als je een stellingname hebt, zou je altijd moeten nagaan met welke andere krachten je in de loopgraven zit in het publieke debat.” Intuïtie of onderbuikgevoel moet je ook altijd laten bevragen door christendom en Bijbel, meent hij. “Iedereen die én gelovig christen én betrokken burger wil zijn, moet af en toe wat kritische vragen aan zichzelf stellen. Niet alleen denken: ‘dit voelt als een goede ethische richting’.” Voor wie niet aan de flanken wil roepen, maar vanuit het midden relevant wil zijn, heeft hij daarom in zijn proefschrift zeven vragen opgenomen. “Wat ik daarmee vooral wil bereiken, is dat mensen hun intuïties niet meteen als 'de waarheid' beschouwen. Dat ze nadenken.” Na een moment: “En misschien nog wel belangrijker: luisteren. Heb je nog het vermogen om te luisteren naar wat die ander echt beweegt? Of heb je al besloten dat de andere kant uit boeven of racisten of wat dan ook bestaat?”
Tot hier en niet verder
Wat we winnen door onszelf kritisch te bevragen, is die grens te leren zien die Müller niet op tijd opmerkte. “Müller dacht: die nieuwe machthebbers hebben iets te melden, en misschien kan ik ze wel overtuigen van een redelijker christelijk alternatief. Hij heeft te veel meebewogen. Het is ook een soort oproep aan mezelf: leuk dat je relevant wilt zijn, maar waar houdt het op? Als ik zoveel bruggetjes sla naar andere ideologieën, dan verkwansel ik misschien wel mijn eigen overtuiging. Dan vervorm ik het zo dat het niets meer zegt. Waar trek je een grens: tot hier en niet verder? Misschien moet er een moment zijn dat je denkt: nu kan ik niet meer gematigd zijn, maar moet ik kiezen. Het kan een irritante conclusie zijn voor een midden-mens, maar soms moet je ook radicaal zijn.”