“Achter de teksten en de schepping staat de Schepper”
Een wereld waarin alles in relatie staat tot God; dat is de houding die Aza Goudriaan de komende jaren gaat onderzoeken bij de PThU. In de zeventiende eeuw was het theoloog Gisbertus Voetius die deze houding op fascinerende manier beschreef. Hij is dan ook de sleutelfiguur binnen het onderzoek van Aza als nieuwe hoogleraar Wetenschap & Vroomheid. Heel toepasselijk, zo dichtbij het Voetius-herdenkingsjaar 2026.
Het hele leven in verband brengen met het dienen van God
Voetius is voor Aza Goudriaan al een bron van fascinatie vanaf het moment dat hij als theologiestudent voor het eerst een boekje van de theoloog opensloeg. “Voetius was predikant, theologiehoogleraar en rector magnificus van de Universiteit Utrecht. Hij is een meester in het schetsen van verschillende posities, het genuanceerd afwegen van vraagstukken in uitgebreid gesprek met de traditie en de internationale literatuur. Dat levert niet de meest toegankelijke manier van schrijven op, maar wel precisie. De nauwkeurigheid waarmee hij beschrijft, zijn streven om aan de posities van mensen recht te doen – ik vind het een respectvolle manier van omgaan met mensen.” Daarbij kon Voetius relativeren. “Als het bijvoorbeeld gaat over verschillende manieren van preken, zegt hij: ‘Nu ja, kijk maar welke methode je het meest geschikt lijkt. Als Jezus Christus maar wordt verkondigd aan het hart van de mensen.’”
Toch is het niet alleen de persoon die Aza fascineert, maar vooral de manier waarop Voetius naar de wereld keek. “Hij is een voorbeeld van een manier van denken die heel het leven en heel de werkelijkheid in verband brengt met God, en onder Gods regering ziet. Iemand die een poging heeft gedaan om theologie met verschillende wetenschappen te verbinden en zo het hele leven in verband te brengen met het dienen van God.” Niet dat er geen anderen waren die op die manier keken, geeft hij grif toe: het was eigenlijk een oud christelijk streven, dat iemand als Origenes al in Caesarea probeerde vorm te geven. Het kreeg door de Reformatie internationaal een nieuwe impuls en was in Voetius’ tijd helemaal niet opzienbarend. “Maar slechts weinig mensen hebben het gedaan met zoveel kennis van zaken en brede interesse voor andere disciplines.” Bovendien, zegt hij, zou het in onze tijd veel moeilijker zijn voldoende kennis te hebben van andere disciplines om dezelfde verdieping te bereiken als Voetius vond in zijn tijd.
Wie God wil dienen, moet Hem kennen
In zijn onderzoek wil Aza de komende jaren de verschillende aspecten van Voetius’ theologie samenhangend bestuderen. “Ik ben benieuwd wat voor beeld je dan krijgt. Wetenschap met vroomheid verbinden was een opgaaf, en het is soms wel gezien als een tegenstelling: persoonlijke vroomheid aan de ene kant en schoolse geleerdheid aan de andere kant.” Hij noemt de poging ‘doordacht en doorleefd christelijk’: “Het is een manier van kijken die een relatie tot God veronderstelt. God heeft de wereld geschapen, dus dan moet je ook de wereld en de geschiedenis in relatie tot Hem bekijken. Die wetenschappelijke interesse en de vroomheid in verband brengen met God – ik denk dat dat ook voor de kerk van nu heel belangrijk is. Voetius vond: als je God wilt dienen, moet je Hem kennen, dat wil zeggen: studeren. In de Bijbel, maar ook in andere vakgebieden die licht werpen op God en Zijn daden. Voetius is iemand die op een theoretische en een praktische manier geprobeerd heeft om het hele leven en de werkelijkheid te beschouwen en te leven als van God afhankelijk en door Hem geleid.” Negentiende-eeuws theoloog en oud-minister-president Abraham Kuyper noemde hem “de grootste godgeleerde waarop het gereformeerd Nederland roemen mag”.
Beperkte mensen die staan voor God
Wat heeft Voetius in onze tijd te brengen? “Misschien: dat het idee van het christelijke geloof in God inhoudt dat we het hele leven en de hele werkelijkheid als van Hem afhankelijk zien. Dat de kerk niet iets marginaals is, maar heel de wereld aangaat.” Hij zou zijn onderzoek dan ook willen samenvatten onder de noemer: omgang met God. Over dat thema schreef liberale theoloog Wilhelm Herrmann eind negentiende eeuw een boek: Het verkeer van de christen met God, in aansluiting bij Luther uiteengezet. “Dat boek staat niet echt in een Voetiaanse lijn, maar het samenvattende gezichtspunt van ‘omgang met God’ lijkt me voor dit onderzoek veelbelovend. In theologie is er soms de verleiding om vooral teksten te bestuderen en interpreteren, en dat moet ook… maar achter de teksten en achter de schepping staat de Schepper. Theologie heeft te maken met woordenboeken, lexica, logisch nadenken enzovoort, maar uiteindelijk ook met: wij zijn beperkte mensen en wij staan voor God, van wiens grootheid wij geen begrip hebben. Voetius had bij al zijn streven naar kennis ook oog voor dat soort ‘geleerde onwetendheid’. Dat je heel veel dingen niet kunt weten – misschien niet moet willen weten. Ik denk dat dat bevrijdend is: het idee dat God de schepping, de geschiedenis leidt. God leeft. Het mag onze roeping zijn om ook voor God te leven.”