Heb je een vraag of goed idee voor het bijbelblog?

Moeten christenen de Tora houden?

19 januari 2017

Het christendom is voortgekomen uit de godsdienst van Israël. En het is daarom verbazend dat daarin zo weinig is overgebleven van de twee basisconcepten land en Tora. Aangezien de landbelofte expliciet aan Abram en zijn nakomelingen was gedaan, is dat wat betreft het land nog niet zo verwonderlijk. Maar geldt dat ook voor de Tora? 

Emeritus Hoogleraar

Jezus en de Tora

In de godsdienst van Israël was de Tora, naast het land, een van de twee centrale thema’s. Toen de Tempel werd verwoest in het jaar 70, en ook de volgende opstanden hard werden neergeslagen door de Romeinen met als uiteindelijke gevolg de verbanning van de joden uit Jeruzalem, vervloog de hoop op een spoedig herstel van de Tempeldienst in het land van de belofte. De Tora kreeg daardoor een nog grotere rol in de identiteit van het volk Israël dan daarvoor al het geval was. Het christendom is voortgekomen uit de godsdienst van Israël. En het is daarom verbazend dat daarin zo weinig is overgebleven van de twee basisconcepten land en Tora. Aangezien de landbelofte expliciet aan Abram en zijn nakomelingen was gedaan is dat wat betreft het land nog niet zo verwonderlijk. Maar geldt dat ook voor de Tora? Is die ook gebonden aan het volk Israël, of is hij universeel en zouden we die dus zeker als christenen uit de volken moeten omarmen? Wat betekent het als we volgens het beeld van Paulus in Romeinen 11 als christenen geënt zijn op de edele olijfboom en zo mogen delen in de vruchtbaarheid van de wortel? Is die wortel niet de Tora? In deze blog probeer ik op een aantal van deze vragen antwoord te geven door te bespreken hoe Jezus omging met de Tora en wat er gebeurde toen de Jezusbeweging populair werd bij niet-joden. Ik begin met het laatste.

De Jezusbeweging

De Jezusbeweging, waarmee het allemaal begon, was aanvankelijk een stroming binnen het jodendom en vanzelfsprekend hoorde daar de Tora bij. Toen bleek dat het evangelie grote aantrekkingskracht had buiten de joodse kring, kwam de vraag op welke regels aan de niet-joden opgelegd moesten worden. Binnen de partij van de Farizeeën gingen stemmen op dat ze in feite joods moesten worden en daarmee ook aan de besnijdenis gehouden zouden zijn Handelingen 15:5). Petrus hield vervolgens een fel pleidooi waarin hij betoogde dat christenen zich niet moesten aanpassen aan de joden, maar eerder omgekeerd, dat joden van christenen moesten leren op de genade van de Heer Jezus te vertrouwen (Hand. 15:7-11). Hij wilde de heidenen geen juk opleggen dat – volgens hem – noch hun voorouders, noch zijzelf konden dragen.

Het zware juk waar Petrus over spreekt slaat waarschijnlijk op strenge interpretaties van de wet, waar de uitleggingen van Jezus, zijn “zachte juk en lichte last” (Matteüs 11:29-30), tegenover wordt gesteld. Jakobus bracht daar tegenin dat God van meet af aan van plan was geweest om zich ook een volk uit de heidenen bijeen te roepen. Dat ging dus om een nieuw verbond met niet-joden (Hand. 15:13-18). En dat hield in dat ze niet gehouden zouden zijn aan de besnijdenis, die immers een exclusief verbondsteken was voor de nakomelingen van Abraham. De Tora van Mozes werd daarbij verder niet afgewezen of overbodig verklaard. Hij concludeert zijn betoog als volgt (Handelingen 15:19-20):

19 Daarom ben ik van mening dat we de heidenen die zich tot God bekeren geen al te zware lasten moeten opleggen, 20 maar dat we hun moeten schrijven dat ze zich dienen te onthouden van wat door de afgodendienst bezoedeld is, van ontucht, van vlees waar nog bloed in zit en van het bloed zelf.

De duiding van die tekst is nog niet zo gemakkelijk. Wat wordt bedoeld met de “al te zware lasten”? Is dat de besnijdenis? Of de wet van Mozes? Of gaat het om de voorvaderlijke gebruiken? Of wellicht om de aanvullende regels die stammen uit traditionele interpretatie? En wat zijn die vier regels die wel in acht moeten worden genomen? En waarom juist die vier? Het lijkt het meest waarschijnlijk dat de vier genoemde regels een garantie moesten bieden dat de nieuwe gelovigen volledig afstand namen van de afgodendienst, waarin tempelprostitutie, bloed, en niet koosjer geslacht vlees een rol speelden. Maar was dat dan werkelijk het enige? Hoe zat het met de rest van de Tora? Het lijkt me dat het volgen van de Tora van Mozes als algemene richtlijn voor het leven zo vanzelfsprekend was dat die helemaal niet genoemd hoefde te worden. Dat lag anders voor de besnijdenis en de voorvaderlijke gebruiken, die duidelijk hoorden bij Israël als volk. De regels die stammen uit traditionele interpretatie, de zogenaamde mondelinge Tora, zijn weer een categorie apart, ik kom daar later nog op terug. Laten we nu eerst eens kijken hoe Jezus zelf met de Tora omging.

What Would Jesus Do

Jezus was een wetsgetrouwe Jood. Hij ging naar de synagoge en vierde de religieuze feesten. En op de vraag van de rijke jongeling naar de weg tot het eeuwige leven, antwoordde hij eenvoudig: je kent de geboden! (Marcus 10:19, Lukas 18:20). In zijn onderwijs benadrukte en verscherpte hij de ethische geboden. En hoewel hij de meer cultische geboden wat relativeerde, stelde hij nooit de wet als zodanig ter discussie. Zie bijvoorbeeld Matteüs 5:17:

Denk niet dat ik gekomen ben om de Wet of de Profeten af te schaffen. Ik ben niet gekomen om ze af te schaffen maar om ze tot vervulling te brengen. Ik verzeker jullie: zolang de hemel en de aarde bestaan blijft elke jota, elke tittel in de wet van kracht, totdat alles gebeurd zal zijn. Wie dus ook maar een van deze geboden afschaft en aan anderen leert datzelfde te doen, zal als de kleinste worden beschouwd in het koninkrijk van de hemel. Maar wie ze onderhoudt en dat aan anderen leert, zal in het koninkrijk der hemelen hoog in aanzien staan.

In Matteus 11:30 staat de bekende uitspraak van Jezus: “mijn juk is zacht en mijn last is licht”. Direct daarop volgt een hoofdstuk met interpretaties van de sabbatwetten. Jezus gaat daar veel rekkelijker mee om dan de Farizeeën die hem daar dan ook op aanspreken. Het soort discussies dat we daar vinden laat zien dat de wet weliswaar eeuwig is, maar dat de meningen over de interpretatie kunnen verschillen. Jezus’ uitgangspunt was dat de Tora er is ten bate van de mens. Wat betreft de sabbat vat hij dat in Marcus 2:27 mooi samen als “De sabbat is er voor de mens, en niet de mens voor de sabbat.” Hij verwijt zijn tegenstanders dat zij de letter van de wet zwaarder laten tellen dan de geest van de wet waardoor de naleving een onnodig zware last wordt (Matt 23:23).

Geschreven Tora en vernieuwende interpretatie

Dat wil niet zeggen dat Jezus zichzelf buiten de traditie plaatste. Integendeel, met zijn vernieuwende interpretaties blies hij het gesprek over de essentie van de Tora nieuw leven in. In het jodendom, toen al en ook nu nog, vindt altijd een wisselwerking plaats tussen de geschreven wet en de interpretatie daarvan, de zogenaamde mondelinge Tora. Een traditie in Talmoed Chagiga 3a illustreert mooi hoe een nieuwe interpretatie positief gewaardeerd wordt:

Onze rabbijnen leerden: het gebeurde eens dat rabbi Jochanan ben Beroka en rabbi Elazar ben Chisma op bezoek gingen bij [hun leraar] rabbi Jehosjoea in Peki`in. Hij zei tegen hen: “Welke nieuwe interpretatie was er vandaag in het leerhuis?” Ze zeiden tegen hem: “Wij zijn uw leerlingen en we drinken van uw water.” Hij zei tegen ze: “Dat mag wel zo zijn, maar het is onmogelijk dat er geen vernieuwing is in een leerhuis. Wie was er aan de beurt deze sjabbat?” “Het was de sjabbat van Eliezer ben Azarja.” “En waar ging de uitleg over?” Ze zeiden tegen hem: “Over het schriftgedeelte ‘roep bijeen’.” “En wat leerde hij daarover?” “'Roep dan het volk bijeen, de mannen, de vrouwen en de kleine kinderen (Deut. 31:12a)’. De mannen komen om te leren, de vrouwen om te luisteren. Maar waarom komen de kleine kinderen? Om degenen die ze brengen te belonen.” Hij zei tegen hen: “Jullie hebben een parel in handen en jullie wilden me die onthouden?!”

De grote geleerde rabbi Jehosjoea bleef openstaan voor nieuwe interpretaties. Dat past helemaal in de traditie dat de stem van Sinaï, het richtinggevende woord van God, doorgaat. In het vroeg-middeleeuwse joodse Bijbelcommentaar Exodus Rabba 28:6 wordt dat zo verwoord:

Niet alleen de profeten hebben hun profetie ontvangen van de Sinaï, maar ook de geleerden die opstonden in iedere generatie, elk ontving het zijne van Sinaï. Zoals ook geschreven staat “al deze dingen sprak de Eeuwige tot jullie hele gemeenschap (…) een grote stem die nooit ophoudt.” (Deut. 5:22 in de vertalingen, 5:19 in de Hebreeuwse tekst)

Jezus staat in een traditie waarin de Tora de centrale leidraad voor het leven is. Als twaalfjarige is hij al niet weg te slaan bij de leraren in de Tempel. Hij eerbiedigt de Tora maar volgt de gangbare interpretaties niet slaafs. Zelfverzekerd interpreteert hij de wetten en regels naar wat volgens hem de geest van de wet is, en hij schuwt daarbij de confrontatie niet.

Wetteloos of gemakzuchtig?

Als Jezus zo leefde en christenen Jezus na willen volgen, waarom wordt de studie en naleving van de Tora dan zo verwaarloosd? Daar zijn veel redenen voor te geven, zowel theologisch als sociologisch. Er is nu geen ruimte om daar uitgebreid op in te aan, en beperk me daarom tot een anekdote.

In de Talmoed (Sjabbat 31a) staat een bekend verhaal over iemand die zich wilde bekeren. Hij wendde zich tot de strenge rabbi Sjammai en zei: ”Ik wil me bekeren tot het jodendom onder voorwaarde dat u me de Tora kunt uitleggen terwijl ik op één been sta.” Sjammai joeg hem boos weg. Toen ging hij naar de meer gematigde Hillel en zei: “Bekeert u me maar.” Hillel antwoordde: “Wat gij niet wilt dat u geschiedt, zo doet dat ook een ander niet. Dat is de hele Tora, de rest is uitwerking en commentaar: ga studeren!” Hillel doet hier een slimme zet: ogenschijnlijk vereenvoudigt hij de Tora op een haast absurde en onverantwoorde manier. Maar het venijn zit in de staart: ga studeren! De bekeerling is spé krijgt een opdracht mee: met in zijn achterhoofd de essentie die Hillel hem meegaf moet hij nu zelf aan de studie om te leren wat dit betekent voor het dagelijks leven.

Hillel en Sjammai waren tijdgenoten van Jezus, en de manier waarop Jezus met mensen en met de traditie omgaat doet sterk denken aan Hillel’s manier: mild en open, maar leergierig en met respect voor de Tora en de traditie. Ik zou dat mee willen geven als leidraad voor hedendaagse christenen.

Lees deze passageVerder lezen?

Cookies

We vinden het belangrijk om je daar goed over te informeren. Cookies helpen ons je ervaring op onze website te verbeteren. Functionele cookies dragen bij aan een soepel draaiende website. Analytische cookies bieden ons inzicht in hoe gebruikers de website gebruiken. Met marketing-cookies kunnen we je op basis van je websitebezoek gepersonaliseerde inhoud bieden.